arte ed KAA aaa Al
ES
OA LN Ee Id,
2E El dr oe
pa
nn
Ene
Elen eld
St
big Hs ele / di
Oad A0 ONLIID)
„län hae:
ERIN hid dra LS
ks
%
t
$
tess
ern A oh A
NATUURLYKE HISTORIE
VAN DE
KOR AAL-GEWASSEN,
EN ANDERE DERGELYKE
Ze Heke HA ME EN, DIE MEN GEMEENELTK VIND OP DE KUSTEN VAN GROOT-BRITTANIEN EN IERLAND: BENEVENS EENE
BESCHRYVING
VAN EEN
GROOTEN ZEEPOLTP, In den Zomer van ’t Jaar 1753. by den Noörp-Poor door de WALVYIS-VANGERS gevonden, |
DOOR
NEN ELT IS
EID VAN T KONINGLTK GENOODSCHAP. UIT HET ENGELS VERTAALD | D O0 OR Eh APN PA MM BMZ, WESTEISENSH EDE ke a TN GRAVENHAGE, BAPE FP RRID PE HONDT, lie Dh SCC ELK
ae
us PS Ra | á Kel 4 AEN RE LAAR ALO sn.
j hen on | eh je Ee DE AEO he BT A UAL EN HA HAIMAT TL 18. Tooro, ee
er
Voi ä, u À 7
nar 130. N°
eN ARDEN
pr vATACN DE HEEREN
We E BROED ERE N, JAN EN PIETER BISSCHOP.
VER MAAR DE
KUNST- VERZAMELAARS
ESE
ROTTERDAM.
MyYNe HeErREN,
pn 5 even. alzoo is het gelegen met hee Werk ’ geen
ES
ik de eer hebbe van UEds. op te dragen. En,
in der daad, wie zou ik daar toe beeter konnen-verkiezen of
_uitkippen, 0 even zulke, die zoo veele jaaren herwaards
geftadig daar op uit zyn geweeft, om alles *t geen de Natuur verwonderens- waardig, of de Konft zeldzaam maakt, met een onvermoeiden vlye, na te fpooren, en” met overgroote koften *
2. te
mw U DOSPINR AG HAA
te verzamelen? Dat de Heeren GEBROEDEREN BISSCHOP kundig zyn in ’t verzamelen van Rariteiten, weet een iegelyk; en dat dezelve geen koften daar toe ontzien, is’t over bekend. » Is niet noodig, daat van eenig ander bewys by te brengen, dan *t geen ons Hollandt, gantfch Nederlandt, ja (ik zeg meer ) zelfs een goet gedeelte van Europa, bekend is, en door UEds. opgevulde en wel gefchikte Kabinetten voor het oog van ieder een zigtbaarlyk wordt bewaarheid. By UEds. , My- ne Heeren, is te vinden al ’t geen Japan, China en Saxen in heerlyke Porceléin-vaten te voorfchyn brengt. UEds. Ka- binetten zymvals opgepropt-met al *t gant waaraan de ver- maardfte Beeldhouwers, Dryvers , Beitelaars, Schilders en Teekenaars hun? tyd en vlyt befteed hebben en te kofte ge- legd. Zoekt men edele Gefteentens, Diamanten inzonder- heid? UEds, Kabinetten leeverenze op het fchoonft uit,
Wir men zyn oog laten weiden in ’t befchouwen van Ge- waffen, als daar zyn Koraalen, Schulpen, Hoorens en _an- dere Zeldzaamheden, die de Zee op werpt of de Mynen uit- leveren? die alle, in hunne fchoonfte en ongemeenfte foor- ten, zyn by een verzameld, en elk van die op het cierlykfte gefchakeerd, en in hunne laaden op orde gefchikt, by de GEBROEDEREN BISSCHOP te vinden.
Maar wat zal ik zeggen van UEds, uitmuntend’ modern. Munt-
OP DRAKEN rv
Munt-kabinet. Duizend keurige oogen die het zelve gezien, en van naby. befchouwd hebben, zullen myne Getuigen zyn» dat daar in gevonden wordt al wat fchoon, zeldzaam en toe- reikend’ is, om uit te leveren een ryke en wrilgetstikte verza- melinge van Gedenkpenningen, waar op, als met het opflag van een oog, te vinden is het merkwaardigfte, niet alleen in onze Nederlandtfche Gefchiedeniffen , maar zelfs in die van zeer veele andere Volkeren, Waarlyk een onfchatb’re Schat, waar in de Gedenkftukken van zoo menigvuldige Gefchiede- niflen, op onvergankelyk Metaal gebragt, den alverflindenden Tyd ontrukt, en, om zoo te preken, als aán de Eeuwigheid gewyd zynde; deel worden nagefpeurd! Waar zyn de’ Ka- binetten die zulk een’ nog fteets aangroeijenden Schat konnen opweegen en uitleveren? Onzes wetens zyn ‘er geene die mag- tg zyn denzelven te overtreffen. Op zulke Liefhebbers
mag Hollandt ftoffen, op zulke Verzamelaars Rotterdam roemen !
_ AAN zulke Kenders dan van al wat fchoon en zeldzaam is neem ik ook de Vryheid, van dit Werk, in onze Nederduit- fche taal gebragt, met alle agting en toegenegentheid, op te dragen. Maar welk een Werk? Eer’ Natnurbyke Verbandelinge van de Koraalen en andere Zee-gewaflen van dat foort enz: en dus een ftuk werks, waardig, om onder *t oog van verftandi-
he: | _ ge
Ä :
vi o-r AGE
ge Liefhebbers en keurige Kenders gebragt te worden, Want wat dog kan aan een Beminnaar van zeldfaamheden in de Natuur aangenaamer voorkomen, dan nagefpeurd, opgehel- derd en in *t volle dag-licht gefteld te zien hoedanig de Ko- raelen, de Millepores ,Spongien en andere Zee-gewaflen wor- den geformeerd; hoe dezelve dienen tot woon-fteden, ver- blyf-en fchuil-plaatfen van een ontallike menigte van Diertjes, of, om beeter te zeggen, als tot een nieuwe Waereld ver ftrekken aan millioenen van Inwoonders, even zoo verwonde- renswaerdig door het onderfcheid dat ’er is tulchen hunne foorten en gedaanteris, als in de zeldzaame manier en wyze, waar door ze hun voedzel en beftaan hebben? En waarlyk, wanneer men acht flaat op deeze kleine en fubtile Schepfeltjes, op hunne woonfteden in zulk een? welgefchikte orde, en op derzelver gedaantens, zoodanig als de Heer Elis die, door middel zyner Vergroot-glaazen ‚ aan ons oog komt op te ge- ven; zal men moeten bekennen, dat dit Werk overwaerdig is, om van alle Liefhebbers der Natuur-kunde gelezen en her- lezen, en als een koftelyke fchat in hunne Boekeryen weg ge- gelegd en bewaard te worden: te meer, nademaal, zoo door zyne onfeilbaare ondervindingen, als klaar aangetoonde be-
_wyzen der gedaantens en verblyfplaatzen van deeze kleine
Schepfeltjes, op een overtuigende wyze bewezen wordt, dat de Koraclen, de Millepores en de Spongien niet meer zyn en-
kele
\
OEI D' ORM AT GL TI Ee wij
kele Gewaffen ; maar dat dezelve waarlyk zyn woonfteden , fchuil- en verblyfplaatzen van een nieuw foort van Wezens, waar voor dezelve , alvorens zy door onzen keurigen Na- fpeurder, den Heere Elfis, ontdekte zyn, nooid zyn bekend geweeft, Uit dien hoofde dan, meinen wy, dat het groot ge- {chil onder de Nafpeurders der Planten en Gewaflen, door de ontdekkingen van den Heer Elis, mag worden gehouden voor ‘t eenemaal weggenomen, en zyn gevoelen volkomen be- wezen,
Dog dat is het nog niet al: maar wat is hier voor een aan- dagtig Chriften-leezer niet een ruim veld geopend, om, in het befchouwen deezer wonderen , zyne gedagten hemel- waards te verheffen, en in verwondering over de wysheid, almagt en goetheid van den Schepper van *t geheel-al, als in zig zelven te verzinken, en uitte roepen: Hoe groot zjn uwe Jim rot werken Ó Heere! Gy hebtze alle met wysheid gemaakt; het Aardryk is vol van nwe goederen. ó Heere \ hoe groot zyn fam on ùwe werken! zeer diep zyn uwe gedagten; een onvernuftig man en weet daar miet van , nog een dwaas en verflaat dezelve niet, |
Gewaardigt Gy U nu ‚ Myne Heeren, om dit werk, ’ “welk ik deer hebbe UEds, op te dragen, te beftempelen met | het
Vr OPO DART ML GL DD
het zegel van Uwe goetkeuring; mag ilk my ook beloven , dat het tot de laate Nakomelingen zal- worden overgebragt ; en inmiddels konnen zig UEds. verzekeren, dat déés myn Opdragt een gewrogt is van myne waare achtinge voor Uwe Perfoonen, en van myne ongeveinfde erkentenifle voor UEds. liefde en luft tot al wat {choon en zeldzaam is, beide in: de Konft en in de Natuur. Ik hebbe de eer van my met de ui terfte Hoogagting te teekenen |
[YNE HEEREN,
UEDs. Dienftbereide en
Ootmoedige Dienaar ;
P. DE HONDT.
In 's GRAVENHAGE: den eo November 256.
En
Lil
GD
er jd)
GOO B Re Len Ork TD
VAN DEN
BOEK-VERKOOPER.
N | Tet tegenftaande de groote vorderingen, die men tot heden in
de NATUURKUNDE gedaan heeft , daar bleef echter eene Klafle wan Lighamen over, aangaande welke de gevoelens noch verdeeld waren: ik meene die Voortbrengfels der Zee, welke het onderwerp zyn wan dit Werk. Men twiftte, of dezelve onder ’t getal der Dierlyke Voortbrengfelen geplaatft moeften worden, dan of zy enkel Kruid-Gewaflen waren. Het gevoelen van den Hee- re De Reaumur, by allen Natuurkundigen van zoo veel gewicht, had indruk gemaakt op hen, die zich over den goeden fmaak en naaukeurighbeid verwonderen, welke men in alle zyne Werken wind: naa de ontdekking der zoet Water-Polypen van den Heere Frembley, en de Waarnemingen van den Heere Jullieu, beeft deze beroemde Wiysgeer niet langer in twyffel geweeft, om wer- fcheide dier Zee- Lighamen voor het Werk van Dieren te hou- den, welke de Kruidkundigen fteeds voor Planten aanzagen. On- dertuflen worden ‘er onder deze laafte noch gevonden, die zwarig- heid maken om Ligbamen buiten bet Ryk der Planten te fluiten, die er zoo uitdrukkelyk fchynen toe te behooren.
Dit Werk wan den Heere Ellis, zal hunne zwarigheden uit den weg ruimen. Het zelve is vervuld met zoo vele naaukeurige en fraaje Waarnemingen, die zoo duidelyk aantoonen, dat de Koral- lmen, en de meefte der overige Ligbamen, welke bier befchreven worden, de woningen Zyn wan werfcheide Dieren, dat de ongeloo- wie fte verplicht zullen zyn, zulks toe te ffemmen.
De Schryver verhaald eenvoudiglyk, het geen Hy gezien heeft, en de omftandige befchryving , die Hy ’er wan geeft, fchynt te bewyzen, dat hy wel gezien heeft. Dat onder alle deze Waarne- mingen den Lezer zoude kunnen tegenhouden, is voornamelyk het geen hy zegd, aangaande het vn ‚ Plaat XIX. Fig. A. af-
ae Ze-
x — BERICHT vAN DEN BOEK-VERKOOPER.
gebeeld: namelyk, hy meend waargenomen te hebben, dat de Po- lypen, die het zelve bewonen, in Kleine Hoorn- Slakjes werande- ren. Alhoewel de Natuurlyke Hiftorie ons zeer vele werbazende Gedaante-Wiflelingen ontdekt heeft; daar zyn echter eenige Lui- den die vermoeden, dat de Heer Ellis mogelyk de Eyeren dezer Polypen woor Hoorntjes of Slak-buisjes zal aangezien hebben. Doch deze Heer, hier van verwittigd, heeft dit Korallyn op nieuw onderzocht , en tot heden niets gevonden, dat hem wan ge- dachten kan doen weranderen. Indien hy in ’t vervolg desaangaan- de eenige werdreontdekking- deed, zyne liefde woor de waarheid is te groot, om zulks niet aanftonds der Weereld mede te deelen.
Debegeerte om den Landgenooten niet onkundig te latender nieu= we en nutte Ontdekkingen, die in de Natuurkunde gedaan, maar in vreemde Talen befchreven worden, heeft den Natuurkundigen Heere A. Vosmaer de Vertaling van dit Werk doen aanpr.yzen: en dezelfde begeerte zette den Heere Doctor Tak aan, deze moeite op zich te nemen: wooral daar men bier te Lande zoo goede gelegen- heid heeft „om deze nieuwe Verfchynfelen verder na te fporen. On- dertuflen, fchoon onze rykeen zuivre Taal dezelfde vryheid niet geeft ‚van vreemde Kunft-woordente gebruiken, ik vleye my echter; dat deze Uitgave volkomen aan de Engelfe beantwoord, en ge- trouw is, zoo wel ten opzicht der Zaken zelve, als der Platen, die de eige zyn, welke de Heer Ellis zelve woor zyn Werk heeft laten fnyden, en welke hy my afgeftaan beeft.
Ik durf zelfs zeggen , dat deze Uitgave een voordeel heeft bo- wen de Engelfe: beftaande in eene zeer omftandige en merkwaardi- ge Befchryving, van de XXXVII. Plaat, welke de Heer Ellis er wan geeft in eenen Brief, gefchreven aan den Heere Profeffor Allamand , die toegeftaan heeft, dat men ‘er gebruik wan maakte.
De Titel-Plaat van dit Werk verbeeld eene Verzameling van ver- fcheide Koraal-Gewaflen, die men veronderfteld in deze ge- daante door de Zee bloot gelaten te zyn, naa eene zeer lage Ebbe. |
RCI dd
VER-
ú sARE HAUTE BARN EE AS E B on ROER NO RON MO ,
VERTALING
D ER
LATYNSE BENAMINGEN:
_ E N INHOUD van pir WERK. CD ED en CD ACD CED OD EED BLAASACHTIGE KORALLYNEN.
BE 0)
N°. r B raasaerie Korallyn, met fchuins tegen elkanderen over, en wyd van een gefchikte Takken , en met rol-ronde, recht tegen over elkanderen geplaatfte Tandjes, waarvan de openingen open en uitgehoekt zyn. Plaat. pag. 17.
N°. 2. Zee-Korallyn, hebbende de gedaante van een Denne-boom, of Zee-Mos, naar Varen-kruid gelykende. Plaat I. 18.
Ne. 3. Korallyn met weinig Takken, en fchuins tegen elkanderen over geplaatfte Tandjes, dragende Blaasjes, die overdwars gerimpeld zyn. Plaat IL. 19.
N?. 4. Mos: Jykend Korallyn, welkers Steng met vele kleine vezelachtige Takjes omringd is, en welkers Blaasjes fchuins tegen over elkanderen geplaaift zyn.
- Plaat II. 20.
Ne. 5. Korallyn naar een Cypres gelykende, hebbende flompe niet volkomen recht over elkanderen flaande Tandjes, en vele kleine lof]e Takken, die uit de Steng
fchieten, en Blaasjes met twee Punten dragen. Plaat III. og N°. 6, Slepend mosachtig Korallyn, hebbende zeer dunne Stelen, en recht tegen over elkanderen flaande Tandjes. Plaat III. 2.
N°. 7. Klein gevederd Korallyn, met witte, teedere en recht tegen over elkanderen geplaaifte Tandjes, en met Blaasjes, die naar opengaande Lely- of Granaat-
Bloeifems gelyken. Plaat IV. 23. N°, 8. Klein kruipend Korallyn, hebbende weinig Takken, en by paren vereenig= de Tandjes. Plaat V. 23.
N°, 9. Blaasachtig Korallyn, met eene „Ae, uit gehoekte Steng, eindigende in een
xIJ
INP.
INHOUD vaN prtrT WERK.
een bosje van aan den top in twee gefplete Takken, en met Blaasfes voor- zien, die plat op de Takken liggen. Plaat V. 24.
. zo. Recht opftaand , penachtig Korallyn , met plat op de Takken liggende
Tandjes, en naar het Milt-kruid of Eike-Varen gelykende. Plaat VL. 25.
. rr. Mosachtig Korallyn, met deszelfs Bosjes en Takken gebogen als een Sik
kel. Plaat VIE. ‘ 25.
. 12. Gevederd en peuldragend Korallyn, met Tandjes, die naar de Bloeifems
van de Lelien der dalen gelyken. Plaat VII 26.
‚13. Korallyn met gevederde en als een Sikkel geboge Takken, gelykende naar
de WVeders van een Fazants flaart, met knobbels aan de Steng. Plaat VIII. 27.
… 14. Korallyn gelykende naar de Sprieten van een Kreeft , en Korallyn vol
hairachtige Takjes. Plaat IX. 28
. 15. Recht opftaand pypachtig Korallyn, met kleine Takjes gefchikt op de wyze
van een Harings-graat. Plaat X. 30.
. zó. Borflelachtig Korallyn, met Leedjes voorzien, als een Riet , en met
kleine hair-Takjes, die fchuins tegen elkanderen over uit ieder Leedje fchie- ten. Plaat XI. | A
. 17. Wit, geleiachtig Korallyn, naar de Conferva of Zyde-Wier gelykende,
met heldere en teedere Leedjes. Plaat XI. SRS
. 18. Korallyn met eene lange, flepende, draadachtige, hoornige en uit Leedjes
beftaande fteng, dragende Blaasjes. met gedraaide Stelen aan de Leedjes. der Takken. Plaat XII. 35.
. 19. Klein kruipend Korallyn met geknobbelde en uit Leedjes beftaande Stelen,
dragende Blaasjes , die aan wederzyden der Leedjes fchuins tegen over elkande- ren gefchikt zyn. Plaat XII. BS
2o. Korallyn met Takken, die kloksgewyze Blaasjes dragen, en welker ge- draaide Hair-fbeeltjes in kringen gefchikt zyn, gelyk de Plant, Paarde -flaart genaamd. Plaat XIII, 36.
. or. Klein kruipend Korallyn dragende kloksgewyze Blaasjes aan de toppen van
lange, dunne, en gedraaide Stelen. Plaat XIV. 37
. 22. Het kleinft Korallyn, met Blaasjes, die fomtyds los in Takken uitge-
fpreid, en fomtyds digt famengevoegd zyn in TrofJen. Plaat XIIL 38.
. 23. Klein kruipend Korallyn met fchuins tegen over elkanderen geplaatte Tand-
jes, die naar de Zaad-vaten der Plant, Klaver-flak genaamd, gelyken. Plaat XV. 39.
. 94. Klein klimmend Korallyn, met een uit Leedjes beftaanden fleel, en met
Blaasjes, die aan ieder Leedje in diervoegen in Reyen gefchikt zyn, dat zy naar Pans fluisje gelyken. Plaat XV. 40. 25. Klein kruipend Korallyn met ei-ronde Blaasjes , hangende aan Takken, als een Druif-tros. Plaat XV. 41.
, N°. 265
Ne.
No.
Ne.
N°,
Ne
Ne,
Ne,
Ne.
INHOUD van piT WERK. XII] 26. Korallyn, kruipende, als Schorfte, over Wier-gewaf]en, met Zeer dun-
ne Takken, die recht tegen over elkanderen groeyen: aan de Leedjes der Tak- ken zyn kleine ei-ronde Blaasjes in Trosjes by cen geplaaifl. Plaat XIV. 4r.
PYPACHTIGE KORAELYNEN.
‚1. Pypachtig Korallyn ‚ gekrinkeld gelyk de Gorgel-pyp. Plaat XVI. 42. „9. Pypachtig Korallyn, naar Haver-flroo-pypjes gelykende. Plaat XVI. 43. N°.
3. Getakt pypachtig Korallyn, met de inentingen der Takken als een fchroef gedraaid. Plaat XVI. en XVIL. 43:
CELACHTIGE KORALLYNEN.
r. Recht opftaand Celachtig Korallyn, met veele bosjes van zeer teedere ge- vederde Takken. Plaat XVIII. 45.
Slak-dragend Korallyn uit Amerika , en de Middelandfe Zee: met de Rechte en Dwarfe doorfnede der Cellen, by B. en C. Plaat XIX. 46. 2. Recht opfzaand Celachtig Korallyn, met gevederde Takken, dragende klei- ne fehelpachtige Bolletjes aan den top, en Figuren, die naar Vogels Koppen gelyken, aan de zyden der Cellen. Plaat XX. 48. 3. Kruipend Celachtig Korallyn, met kleine Wortel-lykende Buisjes, die uit verfcheide gedeelsen van deszelfs flepende Takken voorikomen, en door welke het zich aan Wier-Gewaf]en en Schelpen vaflhecht; zynde eenige der zelve met Haakjes voorzien. Plaat XX. f 48.
4. Kruipend Celachtig Korallyn, met brooze , freenachtige Takken, en met Hoe: ken aan de Zyden der Cellen. Plaat XX. | 50.
5. Klein, vecht opftaand, en getakt Celachtig Korallyn , met Trechter-lyken- de Cellen, die van onderen vereenigd Zyn, en van boven zich fehuins van el- kanderen verwyderen; hebbende zeer wyde Openingen, welke aan 't bovenft gedeelte bezet zyn met Hairtjes, gelyk de Oog-leden. Plaat XX. 50. 6. Klein, getakt, Ivoor-koleurig , Celachtig Korallyn, befbaande uit eene brooze floffe en dragende Blaasjes met Cellen van eene buisachtige gedaan- te, die een weinig gebogen, byna recht tegen over elkanderen geplaatft, en famen vereenigd zyn. Plaat XXI. SI.
7. Zacht en zeer flerk getakt Celachtig Korallyn , met Leedjes ìn- de gedaan- te van een Harnas. Plaat XXI. : Ta e=
5 Ne, 8. Klein Celachtig Korallyn met Takken, die uit Paren van platte Cellen b
flaan, en naar de kleine Peulen gelyken der Plant, Herders Beurs genaamd. Plaat. XXII. 52.
Ne. 9. Zeer klein Celachtig Korallyn, met Takken, die als cen Sikkel gebogen zyn,
_N2, zo. Zeer klein Celachtig Korallyn, met korftachtige Sikkel-lykende Takken, 3
en beftaan uit enkele Cellen, in de gedaante van Koe-Hoornen, Plaat XXII. Je
die
XIV
N°.
Neo,
N94
Ne.
NP
Ne.
N°.
NP:
N°.
Bier
N°,
INHOUD van prtT WERK.
die uit enkele Cellen, inde gedaante van Geite-Hoornen, beflaan , en Blaas-
jes dragen. Plaat XXI. Ge. Ir. Zeer klein Celachtig Korallyn, uit een Buis in enkele Cellen opfchietende, die de gedaante hebben van eene flange. Plaat XXII. 54e
IN LEEDJES VERDEELDE KORALLYNEN.
1. Korallyn, met lange , rol-ronde , fleenachtige Leedjes, die naar mate zy opgaan, zich ín twee andre verdeelen, en hunne oppervlakten aan alle Zyden bedekt hebben met fchuin-vierkante Cellen, en die famen vereenigd Zyn door
kleine, buigzame , vliesachtige Buisjes. Plaat XXL 56.
2. Engels Korallyn, of Wit Apotheek Korallyn. Plaat XXIV. 57.
3. Dun, nederhangend, Engels Korallyn, met korte Leedjes. Plaat XXIV. 5ö.
4. Recht opflaand Engels Korallyn, met digt gevederde Takken, die in de gedaante van Speren eindigen, en, aan de zyden, platte Leedjes hebben, Plaat XXIV. 59. 5. Korallyn, met fyne Hair-lykende Takken, van eene roodachtige Koleur, en die în eene tweeledige orde gefchikt zyn. Plaat XXIV. 60.
6. Klein wit Korallyn, met tweeledige Takken, en gehoornde Leedjes , groei- gende op-klein-rond Mos, Plaat XXIV. 60, 7. Tweeledig Korallyn, met recht opftaande Bosjes, die naar een Vogels- kuif gelyken, dragende kleine Zaad-lykende Blaasjes, en groeyende op klein
rond Mos. Plaat XXIV. 60. 8. Wit Zaad-dragend Korallyn, eindigende in zeer fyne Hairtjes. Plaat XXIV. Ór. g. Klein Korallyn met korte fneeu-witte Veders, groeyende op een klein rond Mos. Plaat XXIV. 62, Twee foorten van bet in Leedjes verdeeld Korallyn van Jamaika, Opuntia Marina, of Indife yg-Korallyn genaamd. Plaat XXV. 62.
Wis Rozekrans, of Lees-kraal Korallyn van Jamaika. Plaat XXV. ‘63:
Tweeledig buisachtig Korallyn van bet Eiland Wight, met deszelfs opper- vlakte vol Puiften. Plaat XXVII. Ó4.
KERATOPHTYTA or HOORN-GEWASSEN. Penachtig Hoorn-Gewas uit Sardinien, Zee-Veder genaamd. Plaat XXVL
69. Net-lykend Hoorn-Gewas, Venus Waajer genaamd. Plaat XXVI. 70. Sponsachtig rood Hoorn-Gewas, Plaat XXVI. 7de 1. Hoorn-Gewas als een Waajer uitgefpreid , en overdekt met eene Korf? vol Wratten. Plaat XXVII. 76.
£ N°. 2.
Ne.
N°,
N°,
Ne,
N°.
INHOUD van vpitT WERK. xv
2. Tweeledig Hoorn-Gewas, met deszelfs. Steel en Takken een weinig plat gedrukt. Plaat XXVIL Ik
ESCHARA' or KORST-GEWASSEN.
1. Bladerig Poorachtig Korfl-Gewas, met teedre fimalle- Bladeren, die aan
de einden afgefneden fchynen, èn aan weerszyden bedekt zyn. met langwerpi-
ge, fohuins tegen over elkanderen geplaatfte Cellen. Plaat XXVIII. 78.
2. Sponsachtig bladerig Korft-Gewas, aan weerszyden bedekt met verwulfde, fchuins tegen over elkanderen geplaatfte Cellen, Plaat XXIX. 78.
3. Steenachtig , bladerig , en poorachtig Korft-Gewas , famen onregelmatig bier en-daar- op groeyende , en beflaande aan weerszyden. uit Ei-lykende Cellen. Plaat XXX. 80. Harts Hoorn poorachtig Koraal van Imperatus. Plaat XXX. 80, Sponsachtige Ei-lykende Cellen, groeyende op een Mos-Gewas. Plaat XXX.
80. Steenachtig Korft-Gewas van Imperatus, vol gaatjes als een Net. Plaat XXV. 8. 4. Sponsachtig, bladerig , en poorachtig Korf?-Gewas, beftaande uit Cellen
in de gedaante van omgekeerde Kegels , en met Hairijes rondfom derzelver
Openingen. Plaat XXXL, Sr. Cellen der gemeene Zee-Infeêten, omringende een Mos-Gewas. Plaat XXXL.
82. Cellen der gemeene Zee-Infeêten, vergroot afgebeeld, op de oppervlakte van een breed Mos-Gewas. Plaat XXIX. 82. De Polyp dezer Cellen. Plaat. XXIX. 82.
5. Korft-Gewas, Engelfe zandachtige Millepora, of Zee-Harnas van Im-
peratus, genaamd. Plaat XXV. 82.
. 6. Klein, Korfl- en poorachtig Korfl-Gewas, met pypachtige Cellen, van
eene bleek-purper Koleur, en in byna gelyke en gelykftandige Reyen gefchikt. Plaat XXVI. Ì k EA ea 83.
. 7. Steen- en poorachtig Korft-Gewas, vol Poren, gelyk een Puim-fleen
Plaat XXVII. ENGELSE KORALEN.
“ 83-
. 1. Klein getakì Engels Koraal , byna zoo bard als Steen. Plaat XXVII. 34. . 2. Kalkachtig Koraal, groeyende in de gedaante van Lever- kruid. Plaat
XXVII SPONS-GEWASSEN.
84.
„1. Getakt Engels Spons-Gewas, Plaat XXXII. 87. » 24 Spons-Gewas, naar kruim van brood gelykende. Plaat XVL. ‘88.
Á L-
ävJ
Ne, „Ne,
INHOUD van bir WERK
ALCTONIA or ZEE-SCHUIMEN. r. Zee-Schuim, met Kwabben gelyk de Long. Plaat XVII. 89.
2. Zee-Schuim van eene zachte vleezige Natuur , met deszelfs oppervlakte vol Sterretjes. Plaat XXXII. go.
No. 3. Zee-Schuim, beftaande uit vele, kleine, Jamengevoegde Blaasjes. Plaat XXXIL, - 9I. Heer Lifters Bostel-lykende Kinkhoorn, of Wulk uit Virginien. Plaat XXXIII. 92. Strengen der Baarmoeders of Eyer-neften van de Wulk uit Virginien. Plaat XXXIIL | 93:
Ne, 4. Zee-Schuim, of Zee-Kelk. Plaat XXXIL Rien
N°. 5. Zee-Schuim, het geknabbeld en fponsachtig Wier genaamd van den Heer
Ray. Plaat XXXII. 94. EENIGE ANDERE ZEE-LIGHAMEN, enz.
Zee-Mos, naar een Kalkoens-Veder gelykende. Plaat XXXIII. 95. Engels Pyp- en Zandachtig Koraal. Plaat XXXVL. 97.
Pypachtig Korallyn van Malta, met deszelfs Diertjes, die tot bet Geflacht der Duizend Beenen behooren, en met vwee dubbel-gevederde Armen of Ten-
tacula voorzien zyn. Plaat XXXIV. 99. Een fluk gemeen Rood fleenachtig Koraal uit de Middelandfe Zee. Plaat. XXXV. | IO. Een fluk Wit pypachtig Koraal uit Italien. Plaat XXXV. 102.
Zee-Polyp, niet ver van den Pool gevonden, beftaande uit vele Lighamen, die elk met agt armen of Klaauwen voorzien, en, famen vereenigd zynde door een aam allen gemeen Lighaam of Voetfluk ,onderfleund zyn door een zeer lan-
gen beenachtigen fleel. Plaat XXXVII. I03. De Wyze, waarop de Polypen der Blaasachtige Korallynen zich vermenig- vuldigen., Plaat XXXVIIL | 107.
Het Water- Mikroskoop, tot deze Ontdekkingen gebruikt. Plaat XXXIX. 117. Einde van de Tafel der Platen.
DRUKFOUTEN DUS TE VERBETEREN,
Bladz. 35. op den kant, in ’t midden, ffaat Plaat IV. lees XII.
Kmmnnsnens |
46, op den kant, in t midden, voeg Plaat XIX, IN-
p SISISSSSesIsIsISIsIsISIsISI siste sisisi sisi 8 CED CED CE DCD De CDE EED CEE) ú SISISISISISSSISISISISISISISISISISISISISIISISISiE:
ENNE 1 DENG.
Fn
GAT de Lezer in deze Verhandeling te verwachten e Á5 hebbe , zal hy mogelyk met het meeft genoegen
kunnen opmaken uit het volgend verflag van my-
ne beweegredenen tot deze onderzoekingen; van
de moeyelysheden ‚ waarmede zy verzeld gaan, en van den verfchillenden uitflag , welken ik daarin gehad heb.
IN den Herfft van het Jaar 1751. ontfing ik eene fchoone ver- zameling van Zee-planten en Koraal- gewallen uit het Eiland van Angelfey in Noord Walles, en eene andre uit Dublin. Willen- de eenige ftukken van de raarfte foorten, inzonderheid die we- gens hunne koleuren aanmerkelyk zyn, bewaren, fpreidde ik dezelve uit op papier in vers water, en fchikte hunne fyne Tak- jes met veel naaukeurigheid van een: deze manier, beneffens veel nuttige ontdekkingen in de Kruidkunde, ben ik verfchuldigd aan _den uitmuntenden Kruidkenner den Heere Buttner van Berlyn,
VERVOLGENS dezelve behoorlyk gedroogd hebbende, leidde ik ze op dunne plankjes, met fchoon wit papier bekleed, in dier voegen, dat ze een foort van Land{chap vertoonden ; bedienen- de ik my van twee of drie foorten van de U/wa Mme of Zee Leverkruid van verfchillende koleuren, om eene verfcheidenheid van Bergen, Dalen, en Rotfen uit te beelden; het welk een bee hoorlyk Grondwerk en plaats verfchafte voor de kleine Boom- tjes, waar naar de uitgefpreidde Zee-planten en Koraal-gewaffen niet kwalyk geleken.
Mr vernuftige en Eerwaarde Vrind Dotor Stephanus Hales, _my komende bezoeken, nam groot vermaak in ’t zien van deze natuurlyk levendige Landíchappen: en Hy verzocht my ’er eeni- ge dergelyke te maken voor Hare Koninglyke Hoogheid de Prin-
À ces
”
5 AT OEL VEF DUT U TE
ces Douariere van Walles, op dat de Jonge Princeffen zich daar- mede verluftigen zouden, en deze fchoone voortbrengfels op de- zelfde fchilderachtige wyze fchikken: „En ten dien einde verzocht Hy my verder alle de verfcheide foorten te verzamelen, die onze Zee-kuften opleveren; het welk ik met de hulp van mynen waar- den Vrind George Schelvocke Schildknaap , Secretaris van den
Poftmeefter generaal, en van fommigen myner Bekenden in Zer- land ‚ volbracht.
Ik had, door mynen Eerwaardigen Vrind, de eer fommige ftukken van dit foort aan Hare Koninglyke Hoogheid op te dra-
gen, die dezelve met Hare gewone vrindelykheid wel geliefde te ontfangen. |
De groote verfcheidenheid, die my in de handen viel, deed my befluiten alle de verfchillende {oorten te verdeelen , en in bes hoorlyke KlafJen te fchikken: Ik nam, om my in dit gedeelte
van mynen arbeid byteftaan, toevlucht tot den Geleerden Ray,
die, in zyn Synopfis Stirpium Britannicarum of Kort Begrip der Engelfe Planten, de befte optelling, die wy tot heden van deze voortbrengfels bezitten, zoo wel als van de Inlandfe Planten in Engeland en Ierland, gegeven heeft.
Ik vond, om hunne juifte kenmerken met des te grooter naau- keurigheid te onderfcheiden , zeer noodzakelyk dezelve met het Vergrootglas te befchouwen; door het welk ik fpoedig ontdek: te, dat zy ten opzicht hunner gedaante niet minder van elkans deren verfcheelden dan in hun famentftelfel; en dat in velen der- zelve dit famenftel zoodanig was, dat het fcheen aan te toonen; dat zy meer van de natuur der Dierelyke voortbrengfels , dan der Plant-gewaflen hadden.
Dir zette my aan, om die gene, welke deze zichtbare Ken- merken hadden, van die te fcheiden, welke ik wegens hare ma- pier van groeying fteeds oordeelde waarlyk Zee-Planten te zyn: terwyl ik de overige, die my toefchenen aan de natuur dier bei den. deel te hebben, in eene derde Klaffe plaattte.
ONEELD ENE. 2
‚ Dr eerfte afdeeling bevatte alle de zoodanige, die klaarblyke- lyk Neften of Celletjes van Dieren waren.
„IN de tweede waren begrepen de fraai getakte Koraal-ge- waffen.
De laatfte beftond-uit die Steenachtige Koraal -gewaffen , die Leedjes of gewrichten hadden, en de Keratophyta of Hoornach- tige gewaflen.
Dezer alle waren in vier Schilderyen gefchikt , welke ik de eer had omtrend Zomermaand van ’t Jaar 1752. aan het Ko- ninglyk Genoodfchap te vertoonen, met eene befchryving van t geen zy bevatten, zoo als zy my op dien tyd toefche- nen.
Gerrr ik uit myne eige waarnemingen van de voorwer- pen zelve, overtuigd was, dat verfcheide , welke de Natuurkun- digen tot heden voor Zee-planten hadden aangezien, inderdaad voortbrengfels van Dieren warenj zoo wierd myn vermoeden door de gedachten van verfcheide tegenwoordig zynde Heeren, vermeerderd, dat ook andre, welke ik voor Kruid-gewallen ge- nomen had, op gelyke wyze waarlyk van een Dierlyken aard ‚ konden zyn.
Her befte middel, om te bepalen, in hoe verre dit vermoe: den echt was, fcheen my, deze voorwerpen met oplettenheid te onderzoeken, wanneer zy gants vers waren. Ten dien ein- de begaf ik my, in Oogftmaand 1752. naar het Eiland Schep- pey, op de Kuft van Kent; en nam met my Mr. Brooking, vermaard Schilder van Zee-ftukken, om de vereifte Teekenine gen voor my te maken. Hier hadden wy gelegenheid de zoo betwifte lighamen, getakte Koraal-gewaflen genaamt, in Zeee water Levende te zien, met hulp van een zeer gemakkelyk Mi- kroskoop van Mr. Cuff Kunfttuigmaker in Pleetffreet, ’t welk ik tot dit gebruik bekwaam gemaakt had: «en dus was ik volkomen overtuigd, dat deze fchyn-Planten wezendlyk in takken verdeel. de Dieren waren, in hunne eige vellen of kokers befloten; doch
A 2 ; niet
4 DWL BR BA mn &
niet van plaats veranderende „ maar op de Schelpen zoo wel van Oefters, Moflels, enz. als van Wier vaftgehecht.
Her eerft Koraal-gewas , dat my voorkwam, was ’% geen verbeeld word op de IL. Plaat, N°, 3. Een gedeelte daar var, zoo als het zich levende vertoonde, word, vergroot zynde, by Letter A. befchreven. Deze en andre Proeven meer, die toen voorkwamen , bewogen my het gefchrift, ’ geen ik het Koning- lyk Genoodfchap voorgelegd had, te rug te nemen; en met meer oplettenheid myne onderzoekingen van dit voorwerp, voort te zetten : beoogende zoo wel my zelven te voldoen, als hen, die noch twyffelden, de middelen te verfchaffen , tot volflage overtuiging.
In het begin van laaftleden Zomermaand 1754. bewoog ik den Heere Ebret,alomme by de voornaamfte Kruidkundigen van Europa bekend wegens zyne uitmuntende mamier van Planten en Bloemen te teekenen en {childeren, om my na de Zee-kant te Brighthelmftone in Sufjex te vergezellen, en daar naar het le- ven aftemalen, al wat van deze lighamen het Mikroskoop aan Hem vertoonen zoude. Het verhaal van deze reis, met Zyne fchoone afbeeldingen, heeft de eer gehad door het Koninglyk Genoodfchap aangenomen te worden. Wy zagen hier, onder anderen, het Koraal-gewas, N°. 14. Plaat IX. Letter b. met al deszelfs fyne hair-takjes uitgefpreid.
Lerrer C, vertoond een van deze Takjes vergroot, zoo als het zich in het Zee-water door het Mikroskoop opdeed, met des- zelfs Polypen famen gevoegd, ruftende in hunne Pypjes, en met hunne armen uitgeftrekt. |
DrseeLyYKS hadden wy gelegenheid, die Koraal-gewaffen in beweging te zien, welker Polypen als in bekertjes zitten, die aan een langen fteel gehecht zyn , welke vol Ringen fchynt , of als of zy gekronkeld waren op de wyze van een fchroef (Zie fig. C. Plaat XII.) Wy konden in het midden van de doorfchynende Stelen of Kokertjes duidelyk het draadachtig fyn gedeelte van
het
REED ENGE 5
het Diertje, aan het achtereind van ieder Polyp gehecht , onder- fcheiden. | |
TerwrL wy deze befchouwden, ontdekten wy toevallig de gedaante van den Polyp, die zyne Celletjes over de Wier-gewaf- fen en andre Zee-lighamen fpreid. De afbeelding van deze Cel- letjes word vertoond op de XXIX. Plaat, Letter D. „En het Diertje in zyn Celletje by D r.
Or verfcheide plaatfen van deze Koraal-gewaflen zyn kleine lighaamtjes , welke door het Mikroskoop zoo vele blaasjes fchenen te zyn: Het gebruik van de zelve was my, voor dat ik deze reis deed, volkomen onbekend geweeft: maar nu ontdekte ik, dat het Matrices of Woningen waren van, jonge Polypen, die hier en daar aan de zyden van den Ouden voortgebracht zyn, even als in den Zoet-water Polyp; alleen met dit onderfcheid „dat de Zee- Polypen befchermd zyn met dit blaasachtig bekleedfel. Nademaal deze Blaasjes in een zeker Saizoen van ’t Jaar te voorfchyn ko- men, overeenkomftig met de verfchillende foorten der Koraal- gewallen,en daarnaa afvallen, gelyk de Bloeifels of het Zaad der
‘Planten; zoo heeft dit fommige weetgierige luiden, die geene gelegenheid gehad hebben , deze Diertjes levendig in de blaasjes te gien, doen befluiten , dat het Zaad-vaten van Planten zyn: en ik zelve was, in het Verhaal aan het Koninglyk Genoodfchap: in % Jaar 1752. voorgelegd, in den eigen misgreep gebracht. In welk verhaal ik veel moeite genomen had, de groote gelykenis aan te toonen, tuflen de Blaasjes en getandde gedaante van fommige dezer Koraal-gewaflen, en de Tandsgewyze bladeren en Zaad- vaten van eenige foorten der Land-Moffen, inzonderheid van de Hypnumen Bryum. Een van deze Koraal-gewaffen is vertoond by B. op de Ill, Plaat, en een ander by B. op de V. Plaat.
Dus hadden ook andre luiden, zoo wel als ik, by gebrek van deze Koraal-gewaffen, om zoo te zeggen, levende in hun eigen Element, het Zee-water, onderzocht te hebben „ zeer ver- keerde denkbeelden over dezelve gemaakt: fommige zich ver- beeldende dat deze Blaasjes alleen dienden om op te dryven; even
A 3 als
6 PMNLEIBD ENG
als de Blaasjes van de Acinaria of Golf-wied „en de Quercus Mas rina of Zee-eike. |
‚Twee van deze Blaasjes, metde groote Polypen in dezelve vergroot vertoond, zyn te vinden omtrend het midden van de fig. A. Plaat V. |
MEN noemd deze Blaasjes Tandjes, omdaât zy naar Tanden gelyken, en tegen elkanderen over gefteld zyn aan weerszyden van den Steel en Tak van de gemelde Figuur.
Deze grooter Polypen zyn van onderen met een fyn draad: achtig Vezeltje valt aan het vleezig gedeelte, ’t geen het midden van het gants Koraal-gewas beflaat.
IN andre Proeven konden wy zien, dat deze Diertjes volko- ‚men rond gekronkeld liggen in hunne Blaasjes, gedurende hun ongeborenen ftaat, gelyk die van Plaat IX. Fig. C‚ Wanneer vervolgens dezelve in grootte toenemen, en tot rypheid komen, _dan begind de top van het Blaasje zich te openen, het Diertje Zichzelven uit te ftrekken, en zyne armen rondsom te verwydes ren om voedfel te zoeken ; en wanneer het in ’t minft geftoord word, trekt het zich fchielyk wederom in na onderen van het Blaasje, het welk zich achter het zelve aan den top toefluit.
EENiGeE foorten van Koraal-gewaflen zyn voorzien van kleine veerkrachtige dekfeltjes op hunne Blaasjes, om zoodra het Diert- je zich na onderen heeft ingetrokken, den mond of ingang van het Blaasje te beveiligen; als in Plaat III. Fig. B.
Zoonra deze blaasachtige Polypen tot rypheid gekomen zyn, vallen zy af, en te gelyk verdwynen de meelte dezer Blaasjes.
IN eenige van de Celdragende Koraal- gewaffen , die hunne takken op eene zeer fraaje wyze uitfchicten , ontdekken wy, dat de kleine Polypen in hunne Celletjes, even als de flakjes, een fchelpachtig dekfel krygen; gelyk blykt in Fig. E‚ en B. Plaat XVIIL en Fig. A. Plaat XIX.
wr
de.
DMNLDELED ING. 5
_ Wy mogen veronderftellen, dat dit Schelp-visje groeye, en in
zyn ftaat van rypheid op Klippen, Wier- gewaflen , en Schel
pen die cierlyk befloten Matrices of Eyer-{tokken neerzet, wel-
ke ter bekwamer tyd zich ontvouwen, en in die menigte van
pt boom-lykende gedaanten uittrekken, daar wy ze in vin- en.
_ De Eyer-ftokken van zeker foort van Schelp-vis zyn zoo aan= merkelyk wegens hunne Plant-lykende gedaante, dat menig een dezelve op ’t eerft gezicht voor Kruid-gewaflen heeft genomen. Zie Fig. a. Plaat XXXIII.
_ Om derhalven des te volkomener voldaan te zyn, aangaande de natuur van een foort van tot heden zeer onbekende We- zens, ondernam ik in laaftleden Oogftmaand 1754. eene reize langs het Noorder ftrand van het Graaflchap Kent; vergezeld zynde van Doétor Oeder, een zeer. weetgierig en ervaren Ge=
neesheer, en Hoog -leeraar in de Kruidkunde by den Koning, van Deenmarken.
‘Ter Witbffable gebruikte ik eenige Villers om alle de verfcheis denheden, dezer onder-Zeefe Lighamen, die zy konden vinden , op te zoeken. Onder menige andre zaken brachten zy my ver- fcheide onregelmatige ftukken van eenen vleesachtigen aard , die op fchelpen vaft zaten, en by hen Doode-mans Toonen ges noemd wierden. Men vind dit befchreven in. Ray's Synopfis, on= der den naam van. Alcyonswm ramofo-digitatum molle afteriscis un- deguague ornatum. Een klein ftukje van het zelve word in zyne- - patuurlyke gedaante vertoond, by Letter a. Plaat XXXII. en: een gedeelte daarvan vergroot, by Letter A. |
Deze en de overige Zee-lighamen wierden my door de Vif- fers gebracht in emmers met Zee- water; die wy dus een. poos ongeroerd lieten ftaan, tot dat de Polypen zich uit hunne fters- gewyze Celletjes , waarin zy met hunne {taarten vaft zaten, hads den uitgeftrekt; en dan namen wy dezelve zeer fchielyk uit het. Zout-water „en. wierpen. ze. terftond. in. Brandewyn „ waardoor: | vele:
8 INLEIDING
vele belet wierden hunne lighaamtjes op te rimpelen, en te rug na hunne gefterde fchuilhoeken in te krimpen. Door dit middel behield ik niet alleen deze , maar ook verfcheide andre Zee= lighamen , met hunne Diertjes, in de natuurlyke gedaante, in- _ zonderheid de Alcyonium, naar de Long -Kwabben gelykende,
en verbeeld Plaat XVII. by 5. by de Viffers Zee-vyg genaamd; wegens de menigte van gele Zaad-lykende deeltjes, die het van binnen in zich bevat: deszelfs buiten zyde vergroot zynde, ver- toonde zich vol kleine fterretjes; gelyk by B. C. en D. op de- zelfde Plaat verbeeld is.
Hier was het, dat ik voor de eerftemaal het Diertje levendig ontdekte in het Zee-Zwyne Hair Koraal-gewas, gelyk Plaat XL Letter A. vertoond is: als mede dat van het Harings-graat- Ko- raal, op de X. Plaat, Letter A. en die van het getaste buis- achtig Koraal, Plaat XVII. Letter A. daar zy vergroot afgebeeld worden. Hier zagen wy de Diertjes aan de Ceclachtige Koraal- gewaffen, vergroot op Plaat XX, Letter C._ Ik vond by myne Chuiskomft verfcheide van deze Diertjes in den Brandewyn, zeer wel bewaard, niet tegenftaande zy in de fles geftopt waren met vele andre (EN van een grover famenweeffel, zoo als Ster= villen, dlcyoniums op fchelpen , enz. Nadsrdarl ik by myne Galernomdt ondervond , dat ik de ware natuurlyke gedaante van vele foorten van ao valse malts met hunne Diertjes, kon on- derfcheiden, met dezelve in overgehaalde vochten te bewaren, zoo dacht ik, dat het groot genoegen zoude kunnen geven, de _ manier te weten, welke ik ten dien einde uitgevonden had; en derhalve pryze ik de volgende wyze den genen aan, die begee- rig zyn, de verfcheidenheden dezer Koraal-gewaflen , en andre voortbrengfels der Zee, door hunne vrinden aan de Zee-Kuften in groote gaafheid te bekomen.
De grootfte verfcheidenheid van Koraal-gewaffen is te vinden, op het geen men in *t algemeen: Klip-Oefters noemd, of op die Oefter-banken, welke federt eenigen tyd onbezocht of verlaten zyn. Hier op heb ik dezelve, als waren hiet kleine kreupel -bof-
fen,
INLEIDING. 9
fen, zien groeyen. Zoodra de Viffers deze Oefters uit de Zee halen moeten zy dezelve onmiddelyk in emmers met Zee- water leggen; nademaal de Diertjes zoo teeder van natuur zyn; dat de lucht hen ftraks doet oprimpelen :- laten zy vervolgens zoo ras als gevoegelyk gefchieden kan, aan ftrand gebracht; en met een nyptang van de fchelpen geknepen worden, de- zelve vattende digt daar zy aan de fchelpen vaft gehecht zyn: leg ze dan zachtjes op witte aarde borden, vol helder Zee-wae ter; en omtrend in een uur, of mogelyk minder , zullen zy van deze ruwe behandeling weder beginnen te bekomen, en vele van de Diertjes zich uit te ftrekken; dit kan men zien door een vergrootglas van twee duimen brandpunt. De gene, wel- ke men uitgeftrekt en levendig” ontdekt , kunnen ’er fchielyk met het tangetje uitgenomen, en aanftonds in het een of ’t an- der overgehaalt vocht gedompeld worden, het welk men ten dien einde in een open pot by zich moet hebben. Hierdoor zullen de Diertjes zoodanig verftyven, dat, wanneer zy in eene wyd gemondde fterke glaze fles, vol mer het zelfde vocht en wel Ze- kurkt, gelegd zyn, dus vele foorten te famen verre heen kunnen, gezonden worden, zonder nadeel aan de gedaante der Diertjes te doen, gelyk ik zelve ondervonden heb.
Or ook deze manier kan beproefd worden; namelyk, de Oefters met de Koralen op dezelve in wyde aarde of houte va- ten te leggen, met zoo veel Zee-water daarin, dat zy effen be- dekt zyn: laat dezelve dan een uur ruften, en giet vervolgens Kokend-water zachtjes aan den kant van het vat, tot omtrend dezelfde menigte, als ’er koud water in het vat was.
TREKT daarna aanftonds de Koralen van de fchelpen af, en fteekt ze in fleflen met overgehaalde vocht als voren. Wanneer zy vervolgens verzonden en ontfangen zyn, om befchouwd te worden, moet men zich voorzien van lange naauwe fleffen van Kriftal-glas, om ’er de verfchillende foorten in te zetten: dezel. ve moeten wyde monden hebben, en gevuld zyn met het hel-
derfte
jo DRA BRR RM GG
derfte. vockit ; doch niet fterker!dan zuivere brandewyn ; hunne wydte moet gefchikt zyn naarhet brandpunt-van het vergroot- ‚glas, waarmede men voor heeft dezelve te befchouwen. Ins dien deze. fleffen. wel: geftopt zyn , om het vervliegen der vochis ten voor: te-komen:; zoo sis dit de befte wyze, die ik weet om deze buitengemeene Plant-lykende Diertjes-in eenen {taat te bes waren , ‚welke bekwaam is de allerongeloovigfte van derzelver natuur en oorfprong. te overtuigen. |
Her is noodzakelyk den weetgierigen, te, onderrechten, dat dit foort van, proefnemingen beft gelukt in warm, Weder, wor: dende de Diertjes in het Winter Saizoen gemeenelyk famen ge- trokken en bewegingloos gevonden. | |
Dr voorgaande waarnemingen aangaande de natuur der Blaas- en. Celachtige Koraal-gewaflen, verfchaften my het eerfte licht omttend ‘het maakfel der Keratopbyta, of Hoornachtige gewaf- fen: ’t geen my des te meer genoegen gaf. omdat deze Klaffe van Wezens fteeds by zeer goede en weetgierige Natuurken- ners voor loutere Kruid-gewaflen gehouden worden, doch wel- ke-by toeval, gelyk vele andre Planten, begroeid zyn met een korft der neften van zekre foorten van gekurve rack ld ‚ die aan deze of-gene byzondre Plant eigen-zyn.
Men vind in de Kabinetten der liefhebbers ftukken van eeni- ge foorten dezer Keratophyta of Hoornachtige gewaflen, zoo. na verknocht met fommige «van onze. blaasachtige. Koraal-ge= wallen met-breede- tandjes „ dat zy fchynen. tot, beide KlufJen te behooren. Eene derzelver is op Plaat XXVI Fig, S. ver- toond. —
„De, overige dezer KlafJe van Hoornachtige gewaflen: vond. ik in-zulke hoofdpunten over een te komen met de Blaas-en Celachtige Klaffen ; dat my geene de minfte, twyffeling over- bleef ; of; -zoo-deeene- van eene. Dierlyke. natuur was „ waar
van
NBE MRaAa ti
van my reeds oog-blykelyké bewyzen overtuigd hadden, moeft de andre ’er ook van zyn.
EN ik houde my verzekert, dat wie ook dezelve met elkan- deren vergelykt, en met aandacht de achter-een-volging bes fchouwd van ryzende buisjes, welke ongevoelig in takjes van Celletjes veranderen ; in het Keratophyton of Hoornachtig ge- was, en te gelyk het maakfel opmerkt van het Blaasachtig Koraal-gewas, Harings-graat Koraal genaamt, Plaat X: Fig. 4. Sc. zal va myn gevoelen zyn. Hoe het hout-of hoornach= tige gedeelte van den ftam en takken gemaakt worden, fchynt voor den opmerkenden onderzoeker de groote zwarigheid om op te loffen, ten zy men hem toefta te onderftellen ; dat het een Plant-gewas is. _ il
MAar gedurende deze Waarnemingen, ontfing ik tér rechter tyd uit Amerika een fchoon ftuk van een Zee-Wayer, waarvan een gedeelte‘ ap Plaat XXVI Fig: C. OD. K. verbeeld is „het welk klaar bewyft; dat Dieren van het geflacht der Polypen dé makers zyn beide van het hoorn-of hout-zoowel, als van het Kalkachtig bekleedfel , van deze fraaje en talryke famen- woning van Infetten. bolgins Pipi
De volgende Klaffe, die de Efchara of Korftächtige behelfd; verdiend onze opmerking, en een allernaaukeurigft- onderzoek: Het fchynt, zeer waarfchynelyk dat ommige derzelve „ Matrices of Eyer-nefteni zyn van zeker foort van Schelp - vis, mogelyk van het twee-fchalige foort, Bivalwa. ie ES
Zoo weinig onderzoek is ’er tot heden gedaan, aangaande den oorfprong van Schelpviflen, dat wy fteeds fchynen onwe- tende te blyven omtrend de voortkoming of. eerfte beginfelen zelfs van de by ons allergemeenfte foorten , als Oefters, Schel- pen en Moffels,
Menier van de „dloyonia, of die wanfchape Zee -lighamen
Ì B 2 dus
12 JAR E ADR KE
dus genaamd, verdienen onze aandacht. Indien wy deze lig- hamen zorgvuldiglyk in verfcheide Saizoenen van het jaar kon- den waarnemen, twyffel ik in ’t minfte niet, of zy zouden on- ze nieüwsgierigheid met eene menigte van nieuwe ontdekkin- gen ryklyk vergoeden.
NADEMAAL wy in het volgende Werk dikwils gebruik zul- len moeten maken van het woord Polyp, zoo zal het noodig zyn den Lezer, die deze voorwerpen niet mochte kennen, eenig denkbeeld daarvan te geven; het welk mogelyk met de meefte vrucht gefchieden zal door de befchryving van de zoet . Water- Polypen , welker buitengemeene eigenfchappen zoo diep doorzocht zyn door den vernuftigen Heer Zrembley, Lid van het Koninglyk Genoodfchap.
Or de XXVIII, Plaat, Fig. C. word vertoond een Jang ge= armde zoet Water- Polyp van dien Schryver: uit deze afbeel- ding zal de Lezer gemakkelyk merken, wat men meene „ wan- neer wy van de Zee- Polyp, van deszelfs Armen, Klaauwen, enz. fpreken.
_Drr Diertje dan, vooreerft, is van eene Worm-lykende ges daante, en van het zelfde foort van weeke ftoffe, als de Hoorns der gemeene flak: Het hangt vaft met het eene einde, gelyk een Zuiger aan de Water-planten en andre lighamen. Het andre einde , ’t geen het hoofd is, is omringd van vele armen; als {tralen om een middelpunt geplaatft; dit middelpunt is des- zelfs mond ; en met die teedere armen , welke , inzonderheid in dit foort, zich grootelyks kunnen uitrekken, vangt het zeer kleine wormen „ en verfcheide foorten van Water - In/elten, en brengt ze na den mond; dikwils zwelgd het lighamen , groo- ter dan het zelf is; hebbende. eene wonderlyke eigenfchap van den mond naar evenredigheid wyder te kunnen open zetten, dan eenig ander Dier. Nadat het voedfel in de ingewanden verteert is, werpt het de overblyffels van Diertjes , waarop
het
PVE REBANG 3
het aaft, wederom door den mond uit, dewy! oe geene andre diëhtbare ontlaftplaats heeft.
IN weinige dagen komen ’er kleine knobbeltjes of Tepeltjes aan deszelfs zyden: Zoodra deze in lengte toenemen, ziet men kleine vezels uit den omtrek van hunne hoofden, even als in het oude Diertje, uit fpruiten; welke zy al vroeg be- ginnen te gebruiken, om voedfel op te zoeken, enz.
WANNEER deze vervolgens tot hunne rype grootte geko- men zyn. zetten zy op dezelfde wyze andre Jongen aan hunne zyden uit; zoodat dit Diertje, als de takken , uitloopt tot in een galyk geflacht , groeyende uit eenen gemeenen Ouden, famen vereenigd en gefchikt op die wyze als in de bovengemelde Plaat Fig. C, afgebeeld word. Een ieder van dezelve bezorgd voedfel niet alleen voor zich zelven, maar voor de geheele maat- fchappy: zoo dat wanneer door het voedfel een Polyp in groo- te toeneemt, ftrekt zulks tot aanwas voor de overige.
Dus is de zoet- Water-Polyp als een Plant, die takken uit- {chiet, of als famengefteld uit vele lighamen ; ieder van welke dit byzonder Kenmerk heeft, dat wanneer een van dezelve in ’t midden doorgefneden word, het afgefcheiden gedeelte tot een volflagen Diertje aangroeit, en ftraks zich aan het een of ’t an- der vaft lighaam hechtende gelyk de Oude, daar het van afgefne- den was, brengt het een kring”“van armen voort, de mond komt in het middelpunt, het waft aan in groote, leeverd een talryk geflacht uit, en is in allen opzichte, een zoo volmaakt Dier, als dat, waarvan het afgefneden was.
MersT op deze zelfde wyze, voor zoo ver tot heden ont- dekt is, voed zich, groeid en mogelyk teeld de Zee- Polyp voort , hoe zeer ook ten opzichte der gedaante verfchillende van de even gemelde: hebbende ik dikwils in myne onderzoe-
B 3 kine
14 INEEBIDENG
kingen befpeurd:s. dat de, kleine ftúkjes-van- eenen levenden Polyp afgefneden, met oogmerk «om. de verfcheide deelen zorgvuldiger te befchouwen , fpoedig kenmerken gaven, dat zy niet alleen ‚de. beginfelen van leven:; maar. ook de vermo-
gens van groeyen en Wienbeded nh tot in een talryk nas gellachsk bezaten, |
N Á-
NATUURLYKE HISTORIE
… ENGELSE KORAAIL-GEWASSEN | sgibrundbiar ézc: |
NCIEENCINEN CDE MENEN EDEN NEEDE NCN) ROE. MEEO PRN DSE PERS 27
Af DS C4 M des te beter in % befchryven der verfcheide Zee SNN K liebamen, welke het onderwerp der volgende ver- HSj.R handeling zyn, verftaan te worden, vinde ik my A zelven eenigzins genoodzaakt de. gemeene. taal te fpreken, van, die genes, welke. dezelve: waarlyk als Planten of Zee-kruiden aangemerkt; en gelyk Kruidkundige , tot zekere Klaffen gebracht hebben: derhalven zal ik dezelve, met den ver- maarden Ray, verdeelen-in Koralen, Korallynen, Keratophyta of Hoorn=gewaflen, Efthara of Korftgewaffen ; Spongien ; en Alcyonia.of Zee-fchuimen, :Doclrin ’fchikken van) de verfcheide onderwerpen, zal ik het overeenkomende famen weeffel der ftof- fe, en de geftalte van de Diertjes, die Zer in wonen, meer in acht nemen, dan de enkle uitwendige gedaante en vertooning » het, geen alleen. het voorwerp. geweelt sis der „Kruidkundige Schryvers.… …… sbiour mous oil zel
Voreens deze Verdeeling zoude men moeten verwachten R dat de Koralen in-de eerfte plaats kwamen en befchreven wier- den: Maar wy hebben op de Kuften van Engeland en. Ierland zoo weinige van dezelve, en hún famentftelfel is zoo verward 5: dat, het geen; wy vaangaande dezelve te zeggen: hebben „ beter verftaan zal worden, nadat wy die Zeeslighamens-welke eenvou- diger zyn, vooraf. zullen. befchreven hebben, |
ÏK
XN
zó NaATUURLYKE HiIsSTORTrE
Ik zal derhalven eerft overgaan tot de Korallynen , waar door die Onder-zeefche Plant-lykende lighamen moeten ver- {taan worden, welke uit vele dunne, fyn verdeelde en famene gevoegde takjes beftaan , en naar eenige foorten wan; Mos ge- lyken, onder welken naam zy ook door de Kruidkundige be- fchreven Zyn.
Zy verfchillen van Zee-planten zoo wel in famenweeffel als in hardheid, gelyk ook in de beginfels, die door de Scheikunde in dezelve ontdekt worden. „ Want de eigentlyk zoogenaamde Zee-planten, als de Alge of Wier, Fuci of Mos, enz. leveren door de Stoking weinig of geen teekenen van vlug zout uit: daar integendeel alle de Korallynen zulks in groote menigte verfchaffen, en onder het branden reuk geven, die eenigzins ge- lykt naar die van brandend hoorn of andre Dierlyke ftoffe: het geen van zich zelven een bewys is, dat deze Klayfe van ligha- men, fchoon zy de gedaante heeft van Kruid-gewas, echter in % geheel de natuur der Kruiden niet bezit.
IN ’t verhandelen dezer Koraltynen zullen wy > Om eene zekre foort van order te houden, dezelve verdeelen in de Blaasachtiges Pypachtige , Celachtige, en uit leden beftaande foorten.
Arur deze zyn door Linneus geplaaft onder den titel van Sertularia, in Zyne Klaffe, van Koraal-lykende lighamen.
„Eer wy verder gaan, is het noodig aan te merken, dat de befchryvingen, die hier gegeven worden, voor het grootfte ge- deelte van Korallynen ontleent zyn, welke van. verre plaatfen aangebracht waren; fchoon ’er geene moeite gefpaard is, om de- zelve zoo vers als mogelyk uit Zee te verzorgen, en ze, zo0 dikwils ’er gelegenheid toe was, aan het Strand te onderzoeken.
De Blaasachtige Korallynen worden onderfcheiden door hun- ne Hoornachtige holle takjes, welke in eene fraaje verfcheiden-
heid van Plant-lykende gedaantens gefchikt zyn: «de meefte van
Ben
pad er Hi
Ness Wp
An EN REAR A er
Ae Fa En Een: Sf an
ú (st
rr
— ne
DER ENGELSE KORAAL-GEWASSEN. 17
van dezelve zyn voorzien met kleine tandjes aan hunne takken, gelyk de blaadjes van het Mos; en in zekre Saizbenen van het jaar vinden wy aan dezelve kleine lighamen van een gants byzon- der maakfel, als blaren, welke uit verfcheide plaatfen van hunne ftammen en takken voortfpruiten , zynde ieder naar zyn ver- fchillende foort van eene byzondere gedaante.
Hunne koleur, wanneer zy droog zyn, is meerendeel geel- achtig of licht bruin.
WANNEER zy in Water gelegd worden, krygen zy dezelf. de gedaante wederom, die zy, vers in Zee zynde, hadden, en zy worden ftraks met het vocht vervuld. Dit geeft hun eene half doorfchynende Amber-Koleur, en teffens eene groote veer- kracht. Men vind ze hangende aan Klippen, Schelpen en Mos- gewaflen door middel van kleine Wortel-lykende pypjes. Wanneer zy in Azyn gelegd worden , ontftaat ’er geene op- bruifing. h
CI CIEN CDE CIE CD ENCI CDE CIE IL. HOOFDSTUK.
Over de Blaasachtige Korallynen.
NSE. Bie veficulata fparfim € alternatim ramofa, denticulis oppofitis cylindricis , oribus crenatis patulis. … Zee- T'amarisk.
Drr fraaje Korallyn wierd uit zeer diep water opgehaald, dige by het eiland Dalkey, aan het inkomen van de haven van Dublin, Deszelfs takken zyn onregelmatig, doch voornamelyk fchuins te- gen elkanderen over geplaat{t: Deszelfs famenftelfel is van eene dunne, doorfchynende , hoornachtige. natuur: De Tandjes zyn breed, als rollen, open, en recht tegen elkander overgefteld;
Cc
en.
Plaat T. Fig. a. A.
18 sNATUURLIKE) Hrsrokre:
enieder paar fchynt vaft te zy in dentop van het paar, dat ’er van onderen naaft aanvolgd.
De blaasjes fchynen, eenigzins de gedaante te hebben van een hart „met een kort buisje aan den top, niet ongelyk aan den afgefneden grooten flag-ader, of hollen ader, gelyk het in het- vergroot ftuk, Fig. A. Plaat 1. vertoond word.
Ne. 1. Fig. a. op dezelfde Plaat, toont de natuurlyke grootte van een gedeelte van dit Korallyn: En by Fig. A. zyn de tand jes vergroot door het vyfde Glas van. het enkel /Zikroskoop van
Wilfon. zin
Ne 2. Corallina marina Abietis forma: ‘Tournef. J.A. H. 57e Muscus marinus Filicis folio. H. Ox. vol. IIL. p. 65. Tab. 9e
Bessrde al | Zee-Denne. :
Dir Korallyn is aan Oefters, Moffelen, en andre Zee-ftoffen: vaftgehecht doormiddel van gekronkelde buisachtige Worteltjes; welke in verfcheide ftyve, holle en hoornachtige ftammetjes op- gaande, fchuinsrtegemelkanderen overftaande, regelmatige tak jes uitfchieten, die de gelykenis geven van een Dennebooimn, of, gelyk andre willen, van het Varen-kruid; omdat deze takjes. zich volgens dezelfde leiding-als de bladeren van die Plant uit ftrekken.
DESZELFS tandjes zyn aan weerszyden fchuins tegen elkan- deren over geplaatft, en hebben naauwe monden of openingen. Op verfcheide plaatfen van dit Korallyn word. men ei-ronde blaas- jes gewaar, die'in den {tam gehecht zyn, en met deszelfs holle binnen-zjde’ gemeenfchap hebben door middel van eene kleine opening van onderen in dezelve. |
„Hunne laten worden digtby-den top naauwer, op de wyze
vam) een Kamikjéss Im fommige ftukken der Korallynen ; die in. 9 - Gras-
6 ; Ea ad
Vreren zi Oy
/ YA Z Vn
zalk VD
Der Blaásachtige Korallynen. ig
Grasmaand verzameld waren, wierden wy de overblyflels gewaar van Diertjes, die naar Polypen geleken , en met hun {ftaárt aan de binnen-zyde van den hals dezer blaasjes gehecht. waren „ gelyk op Plaat L Fig. B. verbeeld word, daar men teffens de doade Po- lyp uit zyn blaasje ziet hangen.
M EN vind vele ftukken van dit foort van eene roodachtige ko. leur ; fchoon meeft alle de Korallynen eene verfchote gele of bruine koleur hebben. . Dikwils ontmoet men eenigen van dit foort vol witte gekronkelde fchelpjes, naar de Cornud Ammonis of Ammons hoorns gelykende; ven anderen bedekt met een Ko- rallyn, dat naar kleine Klokjes gelykt, en in’ betvolg zal be: fchreven worden.
Puaarl. Ne. 2, Fig. J. vertoond de natuurlyke grootte, en de manier van groeyen van dit Korallyn op een: Moffel.fchelp. Fig. B. verbeeld een klein {tuk daarvan vergroot.
Ne. 3 Cor allina minus-rámofa alterna: vice denticùlata Lentt- culis lineis transverfis externe cdinen R. S, ke 35: N°, 13. Het Bn tand Korallyn.
Daar zyn twee forten van dit Korallyn, E eene recht op- gaande ‚ de andre meer getakt : en fchuins opklimmende.
Men vind de eerfte foort in groote menigte recht opgroeyén- de op Oefters digt by Oveenborough inhet eid Sheppey: Ly heeft zeer weinig takjes, haar ftam is dun, en tuffen de tand- jes een weinig gedraaid als een {chroef: de Tandjes zyn Zroot, Kruikswyze, en aan weerszyden fchuins tegen elkanderen over geplaatft. Dit Korallyn te Oueenborough uit Zee gehaald, en een weinig tyds in Zee-water gehouden zynde, zag ik'door Hét Mi. kroskoop een Polyp, die deszelfs gantfe holligheid befloeg, en ie- der tandje met een gedeelte van dat Diertje eresridd, het welk in bosjes of fyne hair-lykende klaauwtjes eindigde , welke zich zeer fchielyk rondsom bewogen. Zie Plaat Il, Fig. As alwaar _insgelyks het blaasje vergroot verbeeld. word „om; te zien welke C 2 even-
Plaat 1,
et Fig,p bs : b, B.
Plaat II.
Fig. ce. C.
20 NarvuruvKE HrsrToRrie
evenredigheid het hebbe met de Tandjes; doch het Diertje; ’t geen ’er zich in bevond, was dood.
Frie. a. N°, 3. Plaat II. vertoond een Moffel-fchelp met ver- fcheide fpruitjes van dit Korallyn, zoo gelyk men ’er dezelve aan vind hangen. Ik leide een klein ftukje van een dezer fpruit= jes in een Horologie- glas met Zee- water, en niettegenftaande het dus van het overige van zyn lighaam afgefcheiden was, be- wogen zich in vyf minuten tyds de klaauwtjes rondsom om aas te zoeken.
—
De andre foort, namelyk het fchuins opgaande Korallyn, is meer getakt, de tandjes zyn wyder van een geplaatft, en hunne Mondjes grooter: de blaasjes van beide foorten zyn gerimpeld.
Fie, b. Plaat IT. vertoond de natuurlyke gedaante van dit op een ander klimmend Korallyn; en Fig. B. een ftuk met het blaas je vergroot.
N° 4. Corallina mufcofa alterna vice denticulata „ ramulìs in creberrima capillamenta fparfis. R. S. N°. 17. pag. 36. Eenkhoorns ftaart Korallyn.
Drr fraai gevederde Korallyn is zeer gemeen langs het gant- fe ftrand, ten Ooften van Sheernefs in het Eiland Sheppey; vol- gens verhaal der Viffers, die het van de Oefters plukken;
_wâarop het in groote menigte groeid „ inzonderheid op die „ wel-
ke zy Klip-Oefters noemen.
Her groeid gemeenelyk recht op „met digte bosjes van fchuins tegen elkanderen over ftaande getandde takken; welke van bo ven tot beneden, rondfom den ftam, krinkels- of fchroefs-wyze geplaatft zyn.
Ne. 4. Plaat IT. Fig. e. verbeeld het ín zyne natuurlyke groot- te. Schoon de tandjes in paren verdeeld zyn, zoo ftaan zy ech- ter niet net tegen elkanderen over; Zy zyn puntig, en een wei- nig binnenwaards gekeerd, gelyk de Hoornen van een Bul. Men ziet de tak vergroot by Fig. C. Plaat IJ. de blaasjes gely-
ken
ed Le le den de or ei gei EN ie le in nen — A len
En Aen Sne ed dn
BE We
ride
Ee
on ie:
ee vast 7 ei bd
eb
Der Bladsachtige Korallynen. ar
ken naar kleine kruikjes, en worden dikwils ledig en doorfchy- nende gevonden: Maar in de Lente vol van een gele flymerige ftofte; het welk , uit hoofde van de overeenkomft. met het geen wy in de blaasjes van andre Korallynen zien, doode Diertjes zyn moeten.
N°. 5. Corallina Cuprefji forma, denticulis seu Îs paululum alternis, ramulis in exigua €” rariora eige Jbarfiss ÎS > UC- ficulis bidentibus. |
Zee Cypreffe.
Drr Korallyn, ’t welk met het laatfte groote overeenkomft heeft, word in diep water langs de Noorder kuften van Enge- land en Ierland gevonden; en verfchild van het voorgaande door dat het ftompe tandjes heeft, welke niet krom, maar recht, en digter aan de eene zyde van de fteel gehecht zyn.
De takken zyn langer en dunner; en de middel fram dikken dan in het voorgaande: Men ziet de natuurlyke grootte op de II. Plaat N°. 5. Fig. a. leder blaasje heeft twee fcherpe: punten aan den top ‚ en bevat in zich dezelfde foort van ftoffe als het vorige. Zie Fig. A. Plaat III. alwaar een klein takje vergroot is met de blaasjes, en een doode Polyp aan eene derzelve gehecht.
Ne. 6. Corallina Muftofa denticulata procumbens, caule te- nuiffimo denticellis ex adver fo fil itis. R. S. Pag, 36 Ne "15: Zee- Hair.
Dir zeer net en regelmatig Korallyn beftaat uit lange flepen- de takken , met zeer fcherpe tandjes, die by paren en recht te-
gen de over geplaatft zyn. Ieder paar {chynt in het vol. _gende gehecht te zyn: Deszelfs dunne takjes groeyen by bosjes, zelyk hair-lokkefì. Plaat III N° 6. Fig. 5. geeft’er de natuur- Iyke gedaante van. De blaasjes zyn zanmerkelyk groot en door- fchynende, met regelmatige dekfels; en over ’t geheel niet on= gelyk aan Chinefe Potten.
Ok, Fre,
Plaat IIG
Fig. a, A,
Plaat UI,
Fig. b. B,
Plaat IV: Fig. a. A,
( A ) í 22 NATUURUYKE HiSToRre
‚„Fre..B. Blaat III, verfchaft.oris de af beeldig van een takje met deszelfs blaasje vergroot, | |
Her dekfel van het blaasje in dit foort, gelykt in gedaante eenigzins naar dat, het welk men in die foorten van Lard:Mos vind, die Hypnum en Bryum genaamd worden. 30
N27. Corallina. pumila pennata , denticulis teneris, albîs 2 oppofitis; weficulis, florem lili, vel mali punicé, Je expanden- tem referentibus. at et sik aihur
De Lely -of Granaat -bloeifem Korallyn.
Dir fraai Korallyn word dikwils op de boven befchreven Zee- Cyprelfe gevonden, het omvangd het zelve met zyne pypjess en fchiet vandaar takken uit, voorzien van dunne tegen, elkans der overftaande tandjes, van gedaante als rollen, welke „ droog
wordende, aan den boven kant invallen.
N°, 7. Plaat.IV. Fig. a. vertoond eenige Keine, ftukjes, in hunne natuurlyke grootte, groeyende op een ander Korallyn.
De blaasjes, vergroot befchouwd zynde , ‘hebben. de gedaan. — te van eene, opengaande Lely of-Granaat-appel-bloem; cn «zy gelyken, meer, naar een -bloeifem „dan eenig’ ander-tot het ges {lache der-Korallynen behoorende, > Lal
Fie. A. is de vergroote gedaante van een klein takje van dit Korallyn, met deszelfs fraaje blaasjes.
In dezen vergrooten tak zien wy, by B. dat de takjes van dit Korallyn nu en dan eindigen in onregelmatig gedraaide pypjes, niet ongelyk aan die, waarmede zy hun begin nemen,”
Ik. zag te Brighibelmffone vele ftukken van, dit foort ‚, aan Oefterfchelpen „gehecht , „waarop „zy. recht opgaande groeiden : Zy wierden “ons. volkomen: vers , zoo als ze even uit Zee gehaald waren, gebracht, Ik nam een zeer klein takje van eene derzelve met zyne blaasjes , en het in Zee- water, onder myn Mikroskoop gebracht hebbende, wierd ik in weinig tyds het Diertje levendig in het takje gewaar; het welk zyne pe
EN
Eke
y he Mk me 4
Were … EN 5
ebde —
wk
a
av
FET ee u … Md ar do li O4 4 .
„Der Blaasachtige Korallynen. #3
aït al deszelfs tandjes uitftrekte ; maär in het blaasje ‘was het Diertje famengetrokken , en {cheen zich niet te bewegen.
Fia. C. vertoond de gedaante van dit takje door het Mikross koop. Doch de punten, welke in de blaasjes van den tak, Fig. A. opgetrokken waren, zyn hier àlle uitgeftrekt, by Fig. C‚-
_Ne 8. Corallina pumila repens minus ramofa, denticellis biju- _ Plaatv. zis. R.S. Ne rg. pag. 37. | | EA _Zee- Eike Korallyn. | Dir Klein kruipend Korallyn, groeid hier én daar ops uit dunne draadachtige buisjes , welke langs de oppervlakte loopen van het breed-gebladerde en getandde Zee-Eike-Mos. Het word in groote menigte gevonden op “het ftrand by Sheernefs op het Eiland Sheppey, ook vind men het zelfde Korallyn fomtyds langs het Peuldragende Mos kruipende. Wi el 0
De Tandjes zyn aan de opening tomp, en by paren recht tegen elkander over ftaande geplaatft; Ieder paar fchynt in het naaft volgende vereenigd: De blaasjes zyn byna bol-rond; en men vind dikwils dezelve mêt. overdwarfe rimpeltjes’ of groefjes voorzien. Deszelfs natuurlyke gedaante; ‘zoo als het fangs het Zee-Eike- Mos voortkruipt; word, verbeeld by Fig: a: Nez 8. en eenstak met zyne blaasjes.door het Mikroskoop vergroot, by Fig. A. op dezelfde Plaat. wel ke bekend
“ FerwyrL ik aan de ftranden van Suflex te Brisbrhelmffone was wierd ik voor d'eerftemaat dé Polypen levendig gewaar in de blaasjes der getandde Klaffe van Korallynen, en inzonder- heid, in dit foort. De Dieren’ inde blaasjes zyn ovry grooter, dan die zich inde tandjes-bevinden.” Zy botten uit of groeyen. onregelmatig hier en daar op, met hunne blaasjes ; ruit de zyden van den ftam en de takken. „ Men kan duidelyk door: het Mikros- koop onderfeheiden, dat zy vereenigd zyn aan het lighaam van den Polyp, daar zy hun oorfprong van hebben zen, welke fchynt- te beftaan uit fchakels van kleine Polypen, in paren. verdeeld, zynde ieder paar aan andre paren gehecht door middel van cen sd EL | vlee
Plaat V. Fig. b. B.
a
2d NATUURLYKE-HrsmToORrIieE
vleezige draad, die door het midden van het Korallyû loopt: Wy zagen hier de kleine Polypen van dit foort hunne klaauwen uitftrekken om voedfel te zoeken, even als die van het Blaasach: tige foort.
Zy worden verbeeld by Fig. A. zoo als zy zich vers zyn-
„ de door het Mikroskoop vertoonen.
N°. 9. Corallina veficulata , caule-angulato rigido, ramis den: Je flipatis &? bifurcatis , terminantibus denticulis caulì appref- fis. Fucus Eguifetì facie, Oftree tefte adnafcens. Sibald. Scot. HL L. 1. pag. 56. Tab. 12. R.S. N°. 47. p. 50.
Kanne - Wafler Korallyn. |
Dir Korallyn fpruit op uit hoornachtige buisjes, welke zeer vaft aan de Zee -fchelpen hangen. Deszelfs ftam is recht ftyf, en vol knoopen, welke aan weêrszyden fchuins met elkanderen hoeken uitmaken „ en wel de einden fchynen van afgebroken takken.
Her word gemeenelyk gevonden met een digt bosje van kor- te takken, die naauw in een groeyen aan den top van den ftam. Men ziet de natuurlyke grootte by N°. 9. Fig. b.
Ieper verdeeling van een tak heeft twee uiteinden of hoor- nen. … De tandjes liggen zoo aanmerkelyk digt tegen de takken , dat men ze naauwlyks van dezelve kan onderfcheiden , zonder het Mikroskoop: Maar met deszelfs hulp ontdekt men eene klei- ne opening aan den top van deze, zoo wel als van meeft alle de andere tandjes.
D e blaasjes zyn aan het onderfte gedeelte der takken geplaatft; en fchynen eene et-ronde gedaante te hebben, met een dekfeltje aan den top van meeft alle.
Zx worden gevonden op de Kuft van Schotland, en in het Noorden van Engeland ; inzonderheid omtrent Scarbourough
_daar de Villers hen den naam gegeven hebben van Kanne-Waf-
fers of Bottel-borftels. | Frie,
Hebr Â
ind
| Place VE
Hike
/
p IA \ 8 a
EN
A
IN \
AN
\
\
A
EN a
/
®
hd
Der. Blaasachtige: Korallynen, — as
‚Fre. B. Pl, V. vertoond een gedeelte van den tak met deszelfs
blaasjes vergroot.
Ne. ro. Corallina eretta pennata, denticulis alternis cauli appreffis, Lonchitis vel Polypodü facie. hs Zee- Milekruit of Eike-varen Korallyn: -
Dir hoornachtig recht opgaande Korallyn heeft twee reyen van rechte, holle, en een weinig platte takken, die aan den middel-ftam recht tegen elkanderen over geplaatft zyn, op de wyze van evenwydige en aan weêrszyden fchuins tegen elkanderen over gefchikte vedertjes , op de manier der blade- ren van de Eike-varen. Ieder takje is voorzien van twee reyen tandjes {chuins tegen elkanderen over geplaatft , die zooda- nig in den tak ingezonken fchynen te zyn , dat zy ’er als een gedeelte van uit maken, uitgezonderd aan hunne toppen die
open zyn, en een weinig buitenwaarts {chieten. De groote ftam is hier en daar, even als een riet, met leedjes voorzien.
… De natuurlyke grootte isafgebeeld by Ne. ro. Fig. a. Fig. A, op dezelfde Plaat vertoond een gedeelte daarvan vergroot.
Ik heb tot heden noch geene (tukken van dit Korallyn, met
Plaat Vl, Fig. a. A,
blaasjes daaraan, ontfangen , diein {taat waren om ze te be-
fchryven.
Dir gemelde Korallyn wierd onlangs, onder andre Zee-lig- hamen, door de Viffers by de Haven van Dublin gevonden.
NP. rr. Corallina, Mufcofa pennata ramulis Er capillamentis falcatis. R.S. ‚N°. 16. p.36. | | Sikkel - Korallyn.
Drr net gevederde Korallyn hangt aan Klippen en Schelpen,
door middel van kleine gekronkelde buisjes, en groeid voort met recht opwaarts golvende ftammen „ welke van boven tot benee
Plaat Vi, Fig. a. A.
den omringd zyn met gevederde takken, die by hunne kleinfte
verdeelingen aan eene zyde voorzien zyn met reyen van tand- jes s
Plaat VII, Fig. b. B
2ó NaTUoUrRLYKENHiërokrie jes „en aar mâte zy droog worden, op de wyze van een Sikkel,
inwaarts buigen.
Fies a..N°. 11. vertoond de hafunrlyke gedaante van. dit Ko- rallyn. | ’
De blaasjes zyn byna-väm eene beh ei-ronde gedaan-
te, breed van onder, en naauwer aan, den top, daar de ope-
ning is: Sommige derzelve fchenen als of zy, gelyk de bloemen, een kelk hadden van onderen aan het blaasje: Meéft alle de ge- droogde ftukken, die ik tot heden gezien heb, hadden eene O- ranje gekoleurde hpiige ftoffe in Bih welke van dezelfde natuut fchynt te zyn, als het geen in het overige Korallyn bevat is.
Fis. A. vertoond een gedeelte van een tak; met deszelfs
Ben Sikkel-lykende takjes, en blaasjes vergroot.
Dir Korallyn is gemeen op de Kuft van Kent, by Sheernefs,
in het Eiland Shepper: en op de ftranden van SAE ale GEL den van deze ICormmgrken.
Ne ra Corallina “pennata EP fi liquara 5 dentivulis florem Jin
"__ lium cowvallimn ‘referentibus.
…_ Pinnaria marina Amperati Bocc. 257. N64» „Het Peuldragend.Korallyn. |
De kleine wortel-buisjes van dit Korallyn kruipen voort, en hangen aan de Moffel-en andre fchelpen: Zy groeyen van de- zelve opin kleine takjes als Veders; ledere kleindere verdeeling van een tak is, droog geworden zynde, gekromd als een fikkels en de-tandjes „ die in eene rei aan de binnen zyde gepläatft zyn, hebben, door het Mikroskoop befchöuwd ; de-gedaante der bloet men van de Lelien der dalen.
Men vind-insgelyks dit Korallyn omringende de ftelen van: het Peuldragende Wier,- zynde de buisachtige Wortels daaraan: niet vaft gehecht ‚ maar alleen. omgedraaid; gelyk zulksin de na- tuurlyke grootte afgebeeld word, by N°. 12. Fig. b.
Urr de takken komen kleine Peulen voort, die omringd zyn: | var
N Piate VIL SE.
es,
mf
er DAAN N =. ke ikt 13 dn 4e zn Jk EL Be: | WEE TENT reti re Je BRR Een ne
Hali: matin zanden ie betert
ts! Ri Katt
Ge EN
A Roberts Lut
s: Der Blaasachtiger Korallynen.. my
Li
van verfcheide geknobbelde ribbetjes: Wanneer ilk deze Peulen door het Mikroskoop befchouwde, wierd ik in fommige derzelve eenige loffe deeltjes, naar zaad gelykende, gewaar ; maar het dun: ne vliesachtig bekleedfel dezer doorfehynende Peulen open ge- {neden , en met meer naauwkeurigheid en fterker vergroot- gla- zen de ftoffe, die zy bevatteden , befchouwd hebbende „ bleek het van denzelfden aard en natuur te zyn, als de ftoffe, welke in de blaasjes van andre Korallynen gevonden word.
„Fre. B. vertoond de Peulen en Tandjes, zoo als zy zich on= der het Mikroskoop opdoen.
MEN vind,dit Korallyn op verfcheide Kuften van dit Koning- ryk; maar het befchreven ftuk met Peulen was door de Viffers op de Kuft van Zer/and by Dublin gevonden. |
N°. 13. Corallina pennuta €? falcata, pennas caude Phafia- ni referens caule gibbofò. \ ed | __Corallina fruticofa pennata. Barr. Palma Marina. Barrel. Icon. 1292. N°, 2,
Fazants-ftaart Korallyn.
Drr zeer raar Korallyn- groeit ter.hoogte van ro of t2 duimen. De wortel of oorfprong beftaat uit,een onregelmatigen. bos van zeer fyne buisjes , gelykende op het bloote oog naar een ftuk Spons. Verfcheide van deze kleine buisjes te famen opryzen- de, en zich digt aan elkander voegende , maken een fteel uit, welke zich door het Mikropkoop zeer fraai gegroeft en getand vertoond: aan den rug dezer fteel vind men op byna gelyke af- ftanden kleine regelmatige boogswyze verhevenheden, die in % midden een weinig plat en uitgehold zyn.
Fre. a. N°. 13. Plaat VIIL- vertoond de natuurlyke „gedaante van dit Korallyn met deszelfs Sponsachtigen Wortel,
De hoofd-ftam is nu en dan getakt; de takken zyn gevederd, en de veertjes of kleinfte verdeelingen der takken , alle eenen weg uit gedraaid ; en droog wordende buigen zy zich gelyk Sikkels. | |
D 2 De
‚Plaat Vil,
Fig. a, A
Plaat IX, Fig. a, A.
28 NATUURLYKE HisToRIE
De tandjes, die naar bekertjes met effene randen gelyken; zyn in een foort van kasjes vaft, en alle aan dezelfde zyde het een boven het ander geplaatft, hebbende hunne openingen of mondjes naar boven gekeerd.
Fie. A. vertoond een vergroot gedeelte van de bultige ftam; met de gedaante en fchikking der tandjes.
Men heeft tot heden noch geene blaasjes aan dit fraaje Koral- Iyn kunnen ontdekken. Het wierd my verzorgd door de Vif. fers, die te Dublin ter markt komen, en was in zeer diep water op die Kuft opgevift.
N°. 14. Corallina aftaci corniculorum emula. R.S. N°, ro. pag. 34. Én
Corallina ramofa cirris obfita. R.S. N°. rr. pag. 35.
Kreefts- {priet-Korallyn, of Zeer baard.
Dezer twee Korallynen, gelyk zy door den Heer Ray be: fchreven worden, vinde ik van eene en dezelfde foort te zyn: Het is waarfchynelyk, dat de verandering hunner gedaante, naar mate zy van ftaat veranderen, gelegenheid gegeven hebbe om te denken» «dat het twee byzondre foorten-zyn.
_War het eerfte belangd, het zelve fchynt van het een tot het ander einde famengevoegd te zyn, gelyk de fpriet van een Kreeft, of liever gelyk de rug-graat der Viflen: Ieder lid is omringd van korte hair-takjes; die , vergroot zynde , de gedaante van Sikkels heb- ben, en binnenwaarts na den hoofd-ftam omgebogen zyn. Langs derzelver binnen zyde zyn regelmatige kleine kasjes geplaatft, die kleine opene tandjes dragen, welke naar bekertjes gelyken, en zoo teeder van natuur zyn, dat men dezelve byna niet, dan zeer vers zynde, ontdekken kan: tuffen de fyne hair- takjes hebben wy , in fommige ftukken, kleine ei-ronde blaasjes be- fpeurd, die op ftelen ftaande met de openingen of mondjes, ter- zyden van ieders top, na den middel-ftam gekeerd waren: in de meefte derzelye ontdekte men iets van het zelfde foort van geel- achtige ftoffe, dat in andre blaasjes gevonden word. De antie
tam,
Ludo
A Roberts Jett
get
k
ne
#
je
E
5 de
Der Blaasachtige Korallynen. 20
we
ftam, takken en ftelen fchynen tot aan de blaasjes toe hol te zyn; in die ftukken, welke men op het ftrand geworpen vind. Zoo dat het Water ’er vryelyk fchynt door heen te kunnen loopen zonder eenig hinder.
De Wortels van beide foorten beftaan, even als die van het voorgaande Korallyn, uit eene Sponsachtige Klifle van kleine on= regelmatig famengeweven buisjes ; doch naa deze Klis van het on- derfte gedeelte van den ftam afgefcheiden te hebben, vonden wy aan den zelven de buisjes regelmatig in kluwen rondfom de leedjes vaft gehecht, op dezelfde wyze als de takken uit de leedjes van den {tam fchieten.
Fre. a. vertoond de natuurlyke grootte van het Korallyn, dat wy thans befchryven. Maar ik moet aanmerken, dat men dik wils ftukken aantreft, die driemaal langer zyn, dat dit.
Fia. A. is een gedeelte van een der ftammen , vergroot zynde ‚ om de gedaante der blaasjes, en de fchikking der takkerr uitte beelden.
Fie. B. is het onderfte gedeelte van een der ftammen, ver- toonende op wat wyze de fyne Wortel - buisjes zich daar in vaft hechten.
War ‘het tweede foort van den Heer Ray betreft, ik vinde ’er geen onderfcheid in met het voorgaande, dan alleen dat dit noch jong, en het eerfte reeds uitgeloopen is, en dus de fyne hair- takjes veel langer heeft. |
Terwyr ik op de Kuft van Suffer was, vond ik dit Koral- Iyn op een Oefter-fchelp vaft hangen, zynde in de uiterfte vol maaktheid, en het Dier daar in noch levende.
Ik had in laatftgeleden Zomermaand de eer eene befchryving hiervan, met eene zeer fraaje teekening, op de plaats zelve door den ervaarnen Heer Ebret gemaakt, aan het Koninglyk Ge- noodfchap over te leveren.
Fia. b._N°. 14. is de afbeelding van een ftuk van dit Koral- lya, wanneer het droog geworden. was. Dat geen, het welk __Dg3 wy
Piaat X,
30 NaTvuURLYKE Hrsrokre
wy aan den Zee-kant in zout- water onderzocht hebben , had-dê kleine vezeltjes langs de takken meer uitgefpreid, en LDA mo gelyk fyne pluimtjes van veders. -
Fre. C. vertoond een van deze een of kleine fikkelachti- ge takken, vergroot, en zoo als het zich opdeed met de Diertjes, die hunne Wb buiten de tandjes uitfteken, Schoon dit klein takje met leedjes aan een gevoegd fchynt, gaat echter het vleezig gedeelte van het Diertje, (het geen hier door de donkre ehadiiwé verbeeld word) onafgebroken door elk leedje heen; zoo wel, als dat het vaft is aan iederen kleinen Polyp.
Drr laafte was vergroot door het vierde Glas van ’t Mikros- koop van Wilfan; en de enden takjes, by A. afgebeeld, door het zefde.
Dd
Ne, 15: Corallina ereda, zubulofa, Behnata » halecis fpind facie. | Corallinu for bof > pennata,. Cauliculis cr afafvudis rigidis. R.S. No 15» pag. 36. Harings - graat Korallyn.
MEN vind dit Korallyn dikwils op Oefters vaft zitten , die men gedurende den -Winter-tyd in London ter markt brengt.
Her groeid ter hoogte van zes of agt duimen, recht op en ftyE, doch zeer bros. wanneer het droog is. De ftammen beftaan uit een groot getal van buisjes, die byna. Hen aan elkan- deren groeyen; in eenige derzelve kan men ’er, in eene dwarfe doorfhede , meer dan honderd tellen : Deze laat{te fchynen voort te komen uit een groot getal van ’% zelfde foort van buisjes onre- gelmatig door een gevlochten gelyk een ftuk Spons: Zy zitten op Oefter -fchelpen vaft, en zyn als zoo vele worteltjes, die def Korallyn dragen.
Drr Korallyn neemt in BEDE toe, door de bykomft van dee ze buisachtige wortels, welke in ’t ronde uitfchieten , en langs de buiten-zyde van die voortkruipen, welke hen voorgingen; zy hechten zich aan dezelve zeer valt, en tot zekre door de nae
tuur
kat id
1 re nd zee vene Hr NE
« pel ret Ne — rend
T: Def Blaásachtige Koralljnen. k Bi
tuur bepaalde hoogte gekomen Zynde, veranderen zy van ge- daante, en nemen de figuur aan van takken, die in eenén regel- matigen hoek van 45 graden met den ftam geplaatft zyn: en zoo juift evenredig is de afltand dezer takken van elkanderen, dat, fchoon zy aan weêrszyden de een ten opzicht van den anderen fchuins tegen elkanderen over gefchikt zyn, zy echter over ’t ge- heel, op het eerfte aanzien, de gedaante hebben van een Ha- rings-graat: De kasjes ftaan op de takken insgelyks fchuins het eene over het andere; laatftleden Oogftmaand te WWhitftable zyn- de, wierd ik op deze kasjes zeer teedere doorfchynende tandjes gewaar, die de figuur hadden van een rol, en dubbel fche- nen te zyn, dat is te zeggen, het eene boven ’t ander; in de- zelve bevonden zich Polypen, die met hun onderfte gedeelte vaft zaten aan eene zachte vleezige ftoffe van dezelfde natuur als zy zelve, welke ftoffe ik in haren loop door het midden der takken en buisjes van den ftam kon nagaan.
Ik ontfing eenige ftukken van dit Korallyn, die in Bloei maand verzameld waren: hunne zy-takken waren bedekt met re- . gelmatige reyen van recht opftaande blaasjes, die, gelyk vele andre, meeft al vol waren met eene geele ftoffe. Het Korallyn in dezen ftaat zynde, zeggen de Viflers, dat het bloeid. De fi- guur dezer blaasjes is onregelmatig ei-rond; zy zyn voorzien van een buis, die uit het onderfte gedeelte van ieder blaasje opko-
“mende, langs eene zyde tot even boven deszelfs top voortgaat. Deze buis is van boven open en fchynt naauw vereenigd met het blaasje.
5
Wy moeten hier aanmerken, dat in ’ klein, dit Korallyn groote gelykenis heeft met eenige der Amerikaanfe Keratopby-
s tons, of Zee-Veders, die pensgewyze groeyen, en bedext zyn met eene korft van regelmatige reyen van kleine. Dieren in hunne celletjes, langs de kanten der takken.
DersGELyKS de wyze, waarop de tronk en takken van dit Korallyn în grootte toenemen door eene geftadige opvolging van nieuwe buisjes, die alle rondfom den {tam opgroeyen, en dnek | zeer’
Plaat XI.
CE NATUURLYKE Hrs morte
zeer ein hangen aan die hun voorgingen, geeft ons eenig denkbeeld van de formering der Koralen , die-uit buisjes be-
Ítaan, welke naar mate de Dieren inkrimpen, opgevuld wor-
den ‚met eene fteenachtige ftoffe. Want desgelyks kunnen wy in de ftlammen en tronken van dit Korallyn opmerken , dat, fchoon de ftoffe, waaruit het is famengefteld , van eene Spons- achtige en veerkrachtige natuur fchynt te zyn, echter de binnen= fte buisjes hard, ondoorfchynende en bros worden, terwyl de buitenfte en verller gemaakte buisjes dun , teeder-en doorfchy-
nende zyn.
Fre. a. Ne. 15. Plaat X. vertoond ons de gedaante, die dit Korallyn in zynen natuurlyken ftaat maakt, met deszelfs Spons- achtigen bos wortelen.
Fre. A. is een klein uitfpruitfel vergroot, om de buisjes te vertoonen, waaruit het beftaat; met de’ HE, van deszelfs blaas- jes, en de Polypen in hunne fandjes
Fie. C. vertoond in het zelfde uitfpruitfel de fchuine fchikking der kasjes, waarin de teedere dubbele tandjes, die de Polypen bevatten, vaft gehecht zyn.
Fra. B. vertoond de buisjes van een gedeelte van den ftam; doch niet zoo fterk vergroot.
Ne. 16. Corallina Jetacea > tnftar arundinis geniculata, capil- lamentis finzulis unicuigue geniculo alternatim difpofi ij
An Fucoïdes fetaceum tenuiffime alatum?- R.S. N°. 6. pag. 38.
An Fucoïdes fetis minimis indivifis conftans? R.S.N°.7. pag. 39. di
Zee-borftels Korallyn.
Dir kleine Korallyn groeid, als ftyve borftels , op Moffel- fchelpen en andre Zee-lighamen. Wanneer zy droog op ’t {trand gevonden worden, zyn zy alle na dezelfde zyde gebogen, gelyk die kleine, op de Moffelfchelp N°. 16, Plaat XL. volgens de na- tuurlyke grootte afgebeeld.
EENEN dezer ftammen met het elaoogap en Ô fcheen
Ee MA 4 Hr ld B 5 p bi mn
e bean - ii „ „ „ “ Ô 8 « ” Plate XU / » N « e 7 . Ed } 8 N AP AAP pd fi ®
ren
Re
rt, Batse
Der Blaasachtige” Korallynen. — 33
fcheen het, gelyk een riet „ van leedjes voorzien, als by A. uit het bovenfte gedeelte van ieder leedje komt een klein hairachtig takje voort: deze zyn, het een ten opzicht van het ander; in eenen fchuinen ftand gefchikt: Zy zyn alle vân leedjes voor- zien; en op het bovenfte gedeelte dezer leedjes zyn in kasjes klei- ne bekerachtige tandjes geplaatft, waarin ik Polypen ontdekte, gelykende aan die in het Kreefts-fpriet-Korallyn befchreven, en hier afgebeeld zyn by A. Plaat Xl. In drooge ftukken fchenen
de blaasjes, als in dezelfde Figuur A. van gedaante als een oly£.
Te Brichthelmftone zag ik ‘er een waarin het Diertje zich even. te voren famengetrokken had, gelyk in dezelfde Figuur onder de overige blaasjes te zien is, zynde deszelfs top met hoeken uitge- fneden, en niet kwalyk naar eene kroon gelykende.
ONLANGS vond ik te Jithflable een fraai {tuk van dit Koral- byn, het welksin zyne natuurlyke.grootte op een Moffel -fchelp afgebeeld is, by Fig. 4. |
Ne. 17. Corallina confervoides gelatinofa alba, geniculis craf= Jiusculis pellucidis. R. S. p. 34. N°. 7. _Zyde-Korallyn. |
Dir. zeer fraai, fyn en doorfchynend Korallyn hangd met vele kleine buisachtige draden, als fyne Zyde, op fteren en andere onder-Zeefe lighamen vaft: deze draden zich vereeni- gende maken den ftam uit, waaruit vele lange dunne takjes voortkomen, met een middel-fteel, die als een Ziegezaag is, of fchuine uit en-in gebogen hoeken heeft: wit de punten dezer hoe- ken komen zeer kleine korte takjes, welker verdeelingen altyd twee aan twee gefchikt zyn. «Men ziet op dezelve door het Mi-
kroskoop aan de eene zyde regelmatige reyen van holletjes’, waar-
van jeder omringd is met eenen rand als- een kasje: deze hollet- jes zyn in evenredigheid digter by elkanderen geplaatft naar mate de takken kleiner en kleiner „worden „ ’t geen Zy voortva- ren te doen, tot dat zy in ‘punten uiteindigen.
By N° 17. b. Plaat XI. is eene naauwkeurige afbeelding: van dike, E die
Plaat X1.
Fig. b. B,
34 NATUURLYKE HrisroRie
dit Korallya: in zyne rechte. grootte. » Een klein. takje- daarvan is vergroot by B.en de fyne draden; welke-aan een fteen hans gende verbeeld zyn by Fig. d. zyn vergroot by D.
Dr blaasjes zyn van eene ei-ronde gedaante , en open aan den top; doch zy zyn zoo uitnemend klein, dun’ en teeder dat zy niet, zonder de grootfte moeite kunnen bewaard wor- den. |
Ik ontûing in Hertme 1753. eenige verfe ftukken van de Koraltyn in. Zee- water, opgevift by de. More „ aan den mond van den, Theems. … In.deze wierd ik gewaar, dat ieder. dezer klei ne holletjes voorzien was van een.blaasje, en een Polyp daarin, gelyk zy afgebeeld zyn by Fig. B, Plaat XL. Deze Polypen hebben 8. Tentacula of armen: en terwyl het takje in het horologie- glas met Zee-water onder het Mikroskoop was, kon ik duidelyk on- derfcherden , dat het inwendige: holle gedeelte van het’ geheele Korallyn vervuld was met de ftoffe vanden ouden Polyp; die van eene. teedere geleiachtige natuur fchenen te zyn; en oprde _minfte uitfpreiding of famentrekking der jonge Polypen, was de- ze teedere vleezige ftoffe zichtbaarlyk aangedaan, want ieder der- zelve was daaraan met het onderfte gedeelte of ftaart vereenigd.
_ Fre. c« was geteekend naar een ftuk van eenen noch niet uit- gefpreidden tak: de einden daarvan waren rond, en de Poly-. pen in hunne blaasjes noch befloten, zynde als noch niet tot rypheid gekomen. Deze ongeboren, Polypen waren, kleiner en digter in een, naar mate zy aan de uiteinden der, jonge takken naderden.
Dr beweging der ingewanden v van de jonge Polypen was zeer onderfcheidelyk , tot dat het water begon te bederven, en dan vielen; ‘beide, :deblaasjesen de Papen, af, als verwelkte bloei- fems- van eenboom: ende ftoffe van den ouden Polyp, fchoon. ze voorheen:de gantfe,holligkeid van den tak fcheen te vervullen, kromp , zoodra hee water tot deszelfs onderhoud onbekwaam wierd, zoodanig in, dat ze naauwlyks zichtbaar was,
Ne 18,
ine
Rs, nd
PE wai 8 rg ENE,
Der Blaasachtige -Korallynen.
war
ï
N°. 18, Corallina procumbens caule corneo, long, filiformi, articulato, weficulis „ ramorum axillis, pedunculis contortis, infi- dentibus.
Zee-draad Korallyn.
Dir Korallyn heeft zeer taaje, buigzame en draadachtige ftee len, die door kleine ringen in leedjes verdeeld zyn; uit deze ko-
men kleiner als een fchroef gedraaide voetfteeltjes voort, die-
blaasjes van eene ei-ronde gedaante dragen; eenige met eene kleirte opening aan den top, en andre volkomen open. Dit Ko- rallyn word in grooten overvloed aan de Zuidweft Kuft van En- geland gevonden; en fchynt volgens zyn famentftelfel, zeer fraai gefchikt om de kracht der baren te wederftaan, zynde alle des- zelfs leedjes met fpringveren voorzien. Zyne blaasjes zyn zoo
gemaakt, dât zy gemakkelyk op iedre {chok van het water zon-
der letfel buigen, vurdat zy desgelyke vp Aluuecf-tykeude fte- len geplaatít zyn. | |
Fie. a. N°, 18. Plaat XII is de gedaante, die zy in hunne natuurlyke grootte hebben.
Fie. A. vertoondseen gedeelte van een tak vergroot.
N°. 19. Corallina minor repens caule nodofo, articulato, €} weficulis alternis inftrutto. Geknoopte-draad Korallyn.
MEN vind dit kruipend Korallyn gemeenelyk vafthangen aan ‘het peuldragende Wier -gewas, waar uit het kleine met leedjes famengevoegde en gegolfde teedere takken uitfchiet, omtrent
een duim lang; het bovenfte gedeelte der leedjes fchynt geknob-
beld te zyn, waarop de blaasjes, die op fchroef-1ykende voet- ftelen ftaan, in eene wederzydfe fchuine orde gefteld zyn. De gedaante dezer blaasjes is als een oly-pot met een hals ’er aan.
__Drr Korallyn was te Dover gevonden ; en onlangs heb ik eenige ftukken uit Harwich ontfangen; zoodat ik geloof dat het miet zeldfaam is op onze Kuften. | j |
hid ei E 2 Fre,
Plaat XIT,
Plaat IV,
Fig. b. B.
Plaat XII.
Fig.a. A
36 NATUURLYKE :HrsToRtieE
Fre. 4. _NO.1g. Plaat XII. was geteekend naar een klei ftuk van het peuldragend Wier, met verfcheide takken van dit Kos rallyn daarop groeyende.
Fre. B. vertoond si gedaante van een klein hae daarvan vergroot.
IN Herfftmaand. 1753. ontfing ik een vers ftuk van een van dit foort in Zee-water, en had gelegenheid om met het Mikros- koop te ontdekken de figuur en de beweging van den Polyp, die’ ’ersin zat, en om het gantíe lighaam na te gaan door.geheel des- zelfs golfachtig Kasje; gelyk het uitgedrukt is in. de vergroote Figuur by-C. op dezelfde Plaat, Fig. c. is de natuurlyke groot- te van het vergroote ftuk. Sedert deze Waarneming had ik if Zomermaand; 1754. te Brigbthelmftone gelegen heid ‘dit Koral- lyn in een valmaakter {taat te zien; en had de eer eene befchry- ving daarvan, met eene zeer fraaje teekening van den Heer
Ebret, aan het Koninglyk Genoodfchap te overhandigen.
De gedaante der blaasjes is als een. beker, waarin de. voor- naamfte deelen der Diertjes geplaatft zyn. Wy hebben dezelve gezien hunne Tentacula of klaauwtjes uitftrekkende om voedfel te zoeken, en terzelver tyd opgemerkt, dat zy met hunne {chroef -lykende fteeltjes hunne bekertjes naar begeerte bewo- gen; terwyl de geheele tronk van den Polyp binnen in den ftam, of hoornachtige kas ter zelver tyd, door hunne bewegingen was aangedaan; want zy fchenen niets anders dan zoo vele: ar- men. vereenigd en. uit een {tuk met het lighaam te zyn.
N°. 20. Corallina ramofa , ramulis fingulis equifetiformibus., in fummis capillamentis contortis €” werticillatim dijpofitis, wefie culas campaniformes gerens.
Paarde-ftaarts Korallyn met kloksgewyze bekers,
Dir fraaje Korallyn was op de Zee-kuft by Whitehaven in Cumberland, door den geleerden en uitmuntenden Geneesheer William Brownrigg, lid van ’t Koninglyk Genoodfchap, ge-
vorn-- €
Der- Blaasachtige: Korallynen; 37
vonden ;- en fchynt door het Mikroskoop van een byzonderer
famenftelfel te zyn dan eenig ander der tot hier befchrevene.
Herr zelve beftaat uit verfcheide takken, en ieder tak is fa- mengefteld uit vele rechte, vereenigde „ dunne buisjes, welke , op zekre gelyke afftanden, êleins hairachtige fchroefgewyze ftelen uitfchieten, ieder van welke eenen beker draagd van figuur als eene klok, zeer fraai. rondsom den rand met hoeken hi tndthe: den: ezehte zyn op zulke eene wyze gefchikt, dat zy ten op- zicht hunner plaats volmaakt met elkanderen over een komen; en over het geheel de gedaante uitmaken. van de plant Paarde-
{taart-of Eguifetum genaamd: zynde de hairachtige fielen en hun-
ne bekertjes alle in kringen gefchikt, of gelyk de blakers de Kaars-kroonen. é
Fre. a. N°. 20. Plaat XIII. verfchaft ons de Balten van dit Korallyn, zoo als ik het ontfangen had.
Fre. A. verbeeld een vergroot gedeelte van een der takken, waaraan men vyf buisjes, welke den fteel uitmaken, en vyf ge- draaide ftelen met hunne bekers op eenen. gelyken. afltand in ie- deren kring geplaat{t. vind.
Ne, ar. Corallina minima feandens … weficulas bed mes in fummo caule lineari contorto. gerens.
Klein kruipend Korallyn met kloksgewyze bekers:
Dir zeer klein Korallyn komt uit danne onregelmatige buís- jes voort, welke aan andre Korallynen vafthangen , en haar rondsom dezelve draayen , inzonderheid rond. het Sikkel-Kor rallyn.
UITNEMENDE kleine gedraaide ftelen Komen uit deze buis- _ achtige ftam voort, welke kleine kloksgewyze bekers met uit- gehoekte randen bell Aan den bodem van ieder, bekertje daar zy haar met den fteel vereenigen…, ontdekt men door het Mikroskoop , een zeer klein bolletje of knobbeltje, gelyk iû fom- mige drink-glazen. In Zomermaand, 1754. te Brishtbelmftone
E 3 ZYN
Plaat XIV.
Fig. a. A.
39 NarvtrurKeE Hiërokie
zynde, had ik het vermaak de Dieren: van dit Korally» hunne klaauwtjes te zien uittrekken, en hunne ftelen bewegen: Een derzelve, zoo als het zich'door het Mikroskoop vertoonde, is: afrebeeld aan het bovenfte gedeelte van Fig: A. Plaat XIV. Hûn- ne natuurlyke grootte, zoo, als zy aaf het Sikkel- -Korallyn han: gen, kan men zien by Fig. a. N°, ar. k |
Dr foort van Dieren fchynt zeer veel overeenkomft te heb=
ben met de kloksgewyze Dieren, die aan het kroos, of Lens paluftris hangen, en door den Heere Leeuwenhoek befchreven zyn, en waarvan Hy ons eene afbeelding gegeven heeft in de
“_Pbhilofopbife Verbandelingen, N°: 283: 295. en 337. zynde al-
Plaat XII Fig. b. B. c.C.
leenlyk die van ons veel grooter,
DAAR is noch een ander foort van dit RE wessel Korallyn; ’ geen men aan het andrs Koralfyn vind han- gen.
Her onderfcheid tuffen dezelve beftaat hier in, dat de ge- draaide ftelen van deze laatfte veel korter, de bekers langer, ei fondsom den rand. niet met hoeken uitgefneden zyn. Zie des-- zelfs natuurlyke grootte, Fig. b. N°. 21. op dezelfde Plaat; ent by Fig. B. de vergroote gedaante.
N°, 22. Corallina omnium minima; gen sij nunc zien nunc racematim denfe difpofitis. ‘Fros- Polyp Korallyn.
„Dir is het allerkleinfte uit eR gantfe bende der Heamdioscnl
| voir zich-door het vierde vergroot-glas van Wilfons en-
kel Mikroskoop, niet grooter dan by Fig. B. en C. te zien is, De natuurlyke BiB is giet by b. 22. ene. 22. Plaat XI.
Terwyr ik aandachtelyk eenige andre alie met het Mikroskoop befchouwde, ontdekte ik den ronden tros van doorfchynende bolletjes , by Fig. C. Plaat XIII. verbeeld, op den tak van een der Korallynen vaftzittende: Tot myne groote
| ver.
-{ Der Blddsachtige Korallynen. — 39
verwondering reeshet zelve eensklaps ‘op , en fpreïdde zich voor myne oogen uit in de Plant-lykende gedaante by B. met regel= matige takken en fielen, die Peer-lykende blaasjes droegen : ieder van deze blaasjes, met den Pölyp daarin, fcheen onafhan- gelyk op zich zelven te beftaan , nademaal ik-ieder derzelve zeer bezig rond. zag, zoeken, na aas, zoo verre als de lengte van ie:
ders fteeltje zulks toeliet: in minder dan een minuut daarná WAS
ik ruim zoo zeer verbaaft, het gantfe gezelfchap, als met alge meene toeftkemming en op eene gegevene waarfchuwing eensklaps te zien neder zinken, en zich famentrekken in de gedaante van eene Moerbezie of Druiftros, als-by Fig. C. Nadat het gedurende eenige Secunden in deze gedaante gebleven was, fpreidde het zich wederom als te voren uit; en op deze wyze,voer het voort _zich uit te breiden en {amen te trekken, gedurende den gantfen tyd myner waarneming.
Dir foort van Polyp {chynr over een te komen met den tros- Polyp van den Heere Prembley; uitgezonderd dat die van Hem in. Zoet, en-deze in Zee-water leven, | |
N°. 23. Corallina exigua repens, denticulis alternis, fruêtús medice cochleate aemulis. tv beu biel ts Klaver-flaks Korallyn.
Dir zeer klein doch fraai Koraltyn vind men kruipend op het {mal - gebladerde Hoorn- wier, in % Synopfis van Ray genaamd, Puci telam. lineam fericeamve textura fua emulantis altera Jben éies anguftior. R. S. pag. 43. N°. 10.
_ Urr de onregelmatig kruipende buisachtige wortels , waart mede het aan het bovengemeld Wier-gewas hangd, komen klei- ne botten of takken voort, die van f{huine tegen elkanderen overftaande tandjes voorzien , en zeer fraai geribt zyn, ge- Iyk de Zaad-huisjes der Plant Klaver-flak of rups genaamd.
Fre. a. ‚N° 123. vertoond de natuurlyke grootte’ van dit Ko- rallyn, op het Hoorn-wier groeyende. CEN | rk Fre.
Plaat XV, Fig. a. A,
Plaat XV. Fig. b. B.
40 NaTrTUUuRLYKE His rortie
Fre. A. verbeeld de kruipende buisjes ; met de tandjes, en een blaasje vergroot.
IN Zomermaand, 1754. te Brighthelmftone zynde ‚ ontdekte ik de blaasjes van dit Koralfyn; hebbende voorheen de tandjes voor blaasjes aangezien; zy verfchelen maar weinig van de tand-.
jes, en alleenlyk door de drie tanden, die aan den top van de
opening van ieder blaasje geplaatft zyn. Zie het gemelde blaas- je by Fig. A. | _N°. 24. Corallina exigua, caule geniculato , fcandens , wefi- culis ex -unoguogue geniculo fic difpofitis , ut. fyringam Panis Ter ferant…
Fucoides Lendigerum capillamentis cufcute inftar implexis. R, BALL ZO UNE
Neet- Korallyn.
Dir zeer klein kruipend Korallyn komt uit zeer fyne buisjes voort, waarmede het aan Wier, en andre Zee- lighamen vaft hangd; en is door middel van deszelfs menig vuldige leedjes zoo gefchikt, dat het opkruipt en langs andre Korallynen en Wier heen loopt, gelyk de Cuscuta of Schorfte over andre Planten.
Fie. bh. N°. 24. is de natuurlyke groptte en gedaante van dit Korallyn.
De blaasjes, welke reyen van tandjes fchynen te zyn, zyn in zulk eene regelmatige orde aan het einde van ieder lid geplaatft, dat wanneer men ze vergroot ziet, zy de oude figuur van Pans fluitje verbeelden.
Fia. B. is eene naauwkeurige teekening volgens het Adikros- koop gedaan.
Ik heb het Neet-Korallyn genaamd, volgens den Heere Ray, die het den naam geeft van Neet-dragende Fucoïdes. De kleine blaasjes „ die digt by een als kleine ftip-lykende figuren midden onder de onregelmatige hairachtige takjes geplaatft zyn, geven ons eenig denkbeeld van die gelykenis. Zie de natuurlyke groot- te by Fig. d.
N°, 25.
‚NP. 29. Corallina minima. repens , weficulis ovatiìs ‚ uvarum ênflar ‚ ramulis adberentibus. Druif-Korallyn.
‚_Drr zeer klein Korallyn kruipt langs het breed-gebladerde Hoorn-wier, in ’t Synopfis van Ray pag. 42. N°, g. genaamd Fu- cus telam lineam fericeamve textura fua emulans: en fchiet uit verfcheide plaatfen van deszelfs kruipend buisje troffen van blaas- jes wit, waarvan ieder een zwart {tipje heeft, gelykende naar de kuit de: Kikvorfen: of liever, zy gelyken, vergroot zynde, naar eenen tros volkomen rype; doorfchynende ei-ronde Drui- ven, met de pitten daarin; zoo als in de vergroote Fig. C. Plaat XV. verbeeld is. De Bikers grootte van dit Korallyn is ger teekend kruipend op het breed- gebladerde Hoorn-wier, by Fig. oo NS. 25:
ONDER vele andre Zee-lighamen in Herfftmaand 1733. vers
uit Zee ontfangen, wilde het geval, dat my dit voorwerp on- der de vergroot-glazen voorkwam; als wanneer ik tot myne verwondering bemerkte , dat deze. Druif - lykende lighamen een tros van Polypen waren , hebbende ieder derzelve 8. klaau- wen, zeer levendig zich reken om aas op te zoeken: en naar mate zy beginnen te fterven, trekken de Diertjes zich in binnen hunne blaasjes, welke aan den top toefluiten: Het geen
wy als eenftipje ontdekken , is niets anders, dan de eeen van den Polyp, met 1 voedfel daarin.
Fre. D. vertoond de gedaante der Polypen zich buiten de blaasjes uitftrekkende , door het Mikroskoop vergroot: deze zyn geplaatft op denzelfden tak, daar de doode, by Fig. C. als drui- ven op verbeeld zyn.
N°. 26. Corallina cufcutae forma, minima, ramofa, repens; ramulis oppofitis, weficulis minutiffimis ovatis confertis, geniculis ramulorum infidentibus.
Kruipend Schorft-lykend Korallyn.
Dir zeer dun kruipend Korallyn heeft, vergroot zynde, de P
ger
Der Blaasachtige Korallynen. är
Plaat XV;
Fig. c. C
Plaat XIV.
Fig. c. C,
az NaruurLeEKE Hrsrorie
…, gedaante van Schorft, of Cufcuta, en loopt over het Peuldra-
_gend-wier , waaruit het in zeer fynesdunne takjes fchiet, welke
recht tegen elkanderen over geplaatft zyn.
Fie. c._Ne, 26. Plaat XIV. verfchaft ons de ‘ware gedaante van dit Korallyn ; op het Wier kruipende.
Her Mikroskoop heeft ons de blaasjes doen Sarde? die
klein en ei-rond zyn, voor het grootfte gedeelte aan de ie
der takken by elkanderen- groeyende.
Fre. C. is een vergroote tak, BODE CED DEED ED EDS ITIL HOOFDSTUK.
Van de -Pypachtige Koralbjnen.
LD Pypachtige Korallynen verftaat men zoodanige, die uit zeker getal van enkele Pypjes beftaan, en digt tegen
_elkanderenaan groeyen; of zoodanige, die, getakt zynde, alleen-
Plaat XVL,
Fig.b.
Zee: lighamen „ en dikwils aan de kielen der Schepen: Ik heb
Iyk uit Pypjes zonder Tandjes of Blaasjes beftaan. Zy hebben
dezelfde hoornachtige en veerkrachtige natuur als de voorgaan-
de, en krygen, gelyk zy, naa eenigen tyd droog geweeft te zyn, hunne oorfpronkelyke gedaante weder, met in ’t Water ge= legd te worden: Ook komen zy, even als de voorgaande Klaffe, uit kleine Worm- -lykende buisjes voort; en worden eenigzins wyder, naaf mate zy in hoogte toenemen. Benige-derzelve zyn gekrinkeld-gelyk de Gorgelpyp» en andre gelyk de darmen vaù klein ‘Gedierte,
N°. r. Corallina tubularia laryngi fimilis. An Fucus Dealenfis fiftulofus laryngi finilis? R. S. p. 39 Pypachtig gekrinkeld Korallyn gelyk de Gorgelpyp-
Dir Korallyn word in grooten overvloed gevonden in de Zee digt by den mond van den Theems, hangende aan andre
het
E 5 =
J/
ph Jos
2 EPA RT SE
Hare:
ERS 4
egt
Plate XVI.
en
ei pmen
Der Pypachtige Korallynen. 43
het met de Diertjes levendig in Zee- water ontfangen; in wel-
ken taat het eene zeer aangename vertooning maakt: als dragen °
de aan den top van ieder Pypje eenen blinkenden Karmozynrooden Polyp, in rykheid van koleur gelyk aan de Lely van Guernfey; en fpreidende alle de Diertjes hunne klaauwen met verbazende felheid te gelyk uit. tig
Fie. b. verfchaft de natuurlyke grootte van eenige dezer pypjes. | |
N°, 2. Corallina tubularia calamos avenaceos referens. Adianti aurei minimi facie planta marina: R. S‚ p. 31. Pypachtig Korallyn naar haver-ftroo-pypjes gelykende.
Dir is het grootfte dezer Klaffe van Engelfe Pypachtige Korallyneu ‚en is het zelfde als het geen de vermaarde Heer Bernard Juffieu op de Kuft van Mormandien gevonden, en met deszelfs Polypen befchreven heeft. Het komt voort uit kleine
_Worm-lykende lighaamtjes , menige van welke, door elkande= ren geweven, famen groeyen, en gelyken naar de darmen van kleine Dieren: uit dezen ftaat groeyen zy op in onderfcheiden pypjes vans. of 6. duimen lang, en vol met een dik roodachtig vocht: aan derzelver top-vertoonen zich de Polypen met gepluime de kuifjes. Deze pypjes gedroogd zynde hebben de gedaante van een gedeelte van een Haver-{troo-pypje, met de leedjes af- gefneden. | | Les
Fre. 6. is de natuurlyke gedaante van dit Korallyn, met het Diertje daarop. « ik
N°. 3. Corallina tubularia gracilis € ramofa , axillis ramulo- rum contortis. HrjieE, |
An Fucus fiftulofus nudus fetas erinaceas emulans? R. S. pag. 39:
Klein getakt Pyp-Korallyn. |
__Drr getakt Pypachtig Korallyn word veel gevonden op Oes- ters en andre Zee-lighamen. ki
FE 4 RAISE, IN
Plaat XVI. Fig. c.
Plaat XV1, XVII. Fig. 4.
Plaat XVII, Fig. As
Sn NarutrLyYKE HrisTORreE
IN Oogftmaand 1754. te Whitftable op de Kuft van Kent zyn» de, vond ik onder andre Korallynen , het ftuk by Fig. a. Plaat XVII. met deszelfs levendige Polypen afgebeeld: Het was op de plaats zelve volgens het Mikroskoop geteekend , met alle deszelfs Diertjes zich in hunnen byzonderen loop uitftrekkende, zoo als zy in een glas met Zee-water lagen; en zyn zeer naaukeurig= lyk afgebeeld by Fig. A. Plaat XVII.
Drr voorbeeld geeft ons een klaar bewys, dat de fraai getak- te Korallynen;, in het begin van dit Werk befchreven „ het maak- fel van Dieren zyn. Wy kunnen nu van dit allereenvoudigft Korallyn af, hen door eene gantfe verfcheidenheid: van ge- daanten nagaan, totde allervolmaakfte toe van het geheele ge- flacht. |
HIer nu ontdekken de woetgierige Natuurkundigen duidelyk: eenen Polyp, die takken uitfchiet, even als de gemeene zoet- Water Polyp van den Heere Trembley, doch zeer fterk door de Natuur gewapend, om zich in zyn onftuimig verblyf in ftaat te houden: immers men ziet hier, dat hy door een hard, hoorne achtig dekfel beveiligd, en met het onderfte gedeelte vaftgehecht is aan harde Zee-lighamen, om zich tegen eene ontelbare menig- te van vyanden, die hem als op ieder oogenblik omringen, te verdedigen: daar integendeel de zoet-Water Polyp, levende in de ftille en veilige plaatfen van vyvers en flooten , zoo eene noodzakelyke zorg voor zyne verdediging niet noodig heeft.
EDE CED EE CED CED CEI CED CED GENE CED IV. HOOFDSTUK. Van de Gelachtige Korallynen. oor Celachtige Korallynen verfta ik die kleine Plant-ly- kende Zee-lighamen, welke aan Schelpen „Wier enz. han- gen; beftaande uit eene brooze, Schelpachtige en doorfchynen-
de ftoffe; en welke vergroot zynde door het Mikroskoop fchy- | nen.
Kann
Pläte XVII. 7
Der Celachtige Korallynen. | 45
nen fyne dunne Celletjes, woonplaatfen van kleine Dieren te zyn, die famen vereenigd, en in eene groote’ verfcheidenheid van fraaje tak-lykende gedaanten gefchikt zyn. Alle de Ko- rallynen van dit foort bruifen in Azyn op.
N°. r. Corallina cellifera, erelta, ramofifhma , tenerrima, € plumofa. _Corallina pumila erecta ramofior. R. S. p, 37. N°. 20. Zacht gevederd Korallyn.
De gedaante van dit Korallyn is in deszelfs eerften oorfprong zoo ongelyk aan haren volgenden meer volmaakten ftaat , dat men het in den eerften opflag lichtelyk voor twee verfchillende foorten zoude kunnen aanzien. |
Drzw eerfte taat word vertoond aan het onderfte gedeelte van N@.-r. Plaar XVII hy Fig. a. alwaar het ontbloot en zonder gevederde takjes voortkomt, zynde de Celletjes noch niet-open. In dezen ftaat vinden wy het befchreven in den Hortus ficcus van Buddle, in de verzameling van wylen den Heer Hans Sloane; onder den-naam van Pucus minimus, birfutus , fibrillis herbaceis fimilis. D. Doody. R. S. 330. |
Maar wanneer dit Korallyn tot zynen volmaakten {taat ge- komen is, rechten zich deze Pypachtige ftelen op in zeer fraaje plant-lykende gedaanten , ‘met gevederde takken, welke zeer net de een boven den anderen gefchikt zyn; gelyk aan het bo- venfte gedeelte van dezelfde Figuur, N°. 1. by a. te zien is. Wanneer wy dit met het Mikroskoop befchouwen, vinden wy dat ieder tak in twee verdeeld, en iedre verdeeling van eenen tak famengefteld is uit twee Reyen Celletjes van gedaante als een halve Rol, zynde famen verknocht, en zyde aan zyde fchuins te- gen elkanderen geplaatft , met hunne mondjes of openingen eenen weg uitziende. leder Celletje heeft aan zynen top een buitenwaarts {taande fcherpe punt, en een zwart ftipje in het midden. In andre ftukken vond ik kleine fchelpachtige knobbel tjes aan het bovenfte gedeelte van ieder Celletje. |
1e Fro,
Plaat XVIII. Fig. a. A.
46 | NarTuÜUrRLYKE HisrOrie
Fre. A. vertoond de vergroote. gedaante van de kleine pyp* jes; doorgaande tot in de ongeopende Celletjes, welke den {tam uitmaken: uit dezen komen de in twee verdeelde-takken voort, met de open Celletjes en de zwarte ftipjes daarin. Fig: Bv vers toond de fchelpachtige bolletjes aan dentop. van ieder Celletje. By C. is eene dwarf® doorfnede van eenen-tak, om de holle bins nenzyde der Cellen te kunnen zien. Fig. D. vertoond eene He doörfhede van diie Cellen, en de plaats der zwarte
tpjes |
Doze zwatte ftipjes Aya niets anders Bl de dede Polypen, of de overblyflels der Dieren, die eenmaal deze Cellen bewoon- den. Zynde ik hiervan hai een klaar bewys in myne laatfte reize na de Zee-kuft volkomen overtuigd. Want, naa dit Ko- rallyn met deszelfs Polypen levendig in Zee-water feiten te hebben „ (zie Fig. E: Plaat XV HI) leidde ik dit fini ter zyden 3 en hetseenigen tyd daarnaa “weder befchouwende , òntdekte ik de levenlooze famengetrokken Dieren in de abe ge. daante. taks
De verandering dezer Polypen in fchelpachtige lighamen, o- pende een nieuw wonder-toneel voor my. Doeh deze fchelpach- tige lighamen. zouden-wegens, hunne. kleitiheid ; zónder „eenig verder «onderzoek gebleven zyn, buiten de vereering- van «een {tuk uit deze Klaffe van Korallynen , hetwelk ikvan mynen waarden en vernuftigen vrind den Heere Pieter Collinfon Lid. van ’t Koningtyk, Genoodfchap vontfing-, zynde Hem uit Amerika toegezonden, „ Hetzelve zeer zorgvuldiglyk met het Mdikroskoop onderzoekende, ontdekte ik duidelyk „ dat-het famengevoegde neften of Matrices waren, van zekre Schelpachtige Dieren, ge- lykende naar kleine flakjes of Nerite. |
Ik had in Lentemaand 1753. de eer, eene befchryving hier- van dan het Koninglyk Genoodfíchap over te leveren.
_NieMaAND, die deze kleine flakjes naaukeurigiyk befchouwd heeft, zal twyffelen, dat het volmaakte Dieren zyn, en dat het voornaamfte oogmerk van dit fraaí getakt Korallyn was gefchikt «
| ten
Plate XIX.
Der Celachtige Korallynen. 49
ten dienfte om deze kleine fchepfelen in het leven te doen ko. - men: “doch veronderftel, men vrage, hoe gaan zy te wetk in %
vermeerderen van hun geflacht> Dit inderdaad zal moeyelyk te
beantwoorden zyn, tenzy wy volgens de Analogie of overeen- komft met andre fchepfels. mogen veronderftellen „ dat deze klei- ne fchelp-visjes grooter, en in ftaat worden om door het geheel Korallyn hunne kuit te fchieten, op dezelfde wyze als het Bucci- mum van Nieuw- Jork zulks doed in deszelfs fraaje Eyer-neften,
welke naar lange troflen Hop gelyken. Zie Plaat XXXIIL Fig. Bl HATEN Da | |
Or laten wy veronderftellen, dat het Schelpachtig Diertje tot zyne grootfte volmaaktheid gekomen zynde, zyne eyeren legd; deze vervolgens veranderen in Worm-lykende Polypen, welke naa zich aan eenig Zee-lighaam vaftgehecht te-hebben, op-groe- yen, en uitfchieten. als takken van kleine Polypen in hunne Ccl- len, in eene dubble Reye, de een ten opzicht van-den anderen {chuins tegen elkanderen geplaatft;s. hebbende ieder zyn eigen Celletje, het welk van het andre afgefcheiden is door zeer dunne aflchotten ; en zynde ieder Polyp beveiligd door eene navel- ftreng. | % akk mre
Urr dezen ftaat nu, waarin de Polypen noch klein Zyn; hebben wy waargenomen , dat: zy in fchelpachtige Dieren veranderen, aan hunne Celletjes vaftgehecht door eene na-
velftreng ‚tot dat zy in {taat zyn voor hun zelven te zor- gen.
Docu of deze ftreng van den Ouden Polyp afhankelyk is gelyk zulks m het blaasachtig- Korallyn, Plaat V. Fig. A. plaats heeft, alwaar de jonge Polypen vaftgehecht zyn aan eenen teede- ren vleesachtigen draad, die door het midden van de takken door gaat, zyn wy noch niet in ftaat geweeft-te kunnen onderfthei-
den, by-gebrek van gelegenheid, om dezelve dikwils aan ftrand te onderzoeken. |
N° 2,
48 NATUURLYKE HrisToRre
Hen N°. 2. Corallina cellifera eretta, ramofa &? plumofa, fpbe=_ rulas teftaceas , fumma parte, aviumgue capitum formas, a late- re cellularum gerens.
Vogels-kop Koraltyn.
Dir fraai Celachtig Korallyn komt voort uit kleine buisjes; welke zich vereenigen, en veranderen in takken, van half Rol- ronde Cellen, die in twee reyen gefchaard, en met leedjes het een in het andre gehecht zyn, hebbende hunne openingen den zelfden weg uitgekeerd: Aan de buitenzyde van ieder Cel ont- dekken wy door het Mikroskoop, de gedaante vaneen Vogels- kop met eenen krommen, en wyd openftaanden bek ; waarvan het gebruik my als noch onbekend is, hebbende dit foort noch niet vers in haar eigen Element gezien.
De bolletjes, of kleine fchelpachtige figuren, zyn meeft de- zelfde als in het voorgaande foort. Dit Korallyn is van eene brooze glasachtige natuur. |
Fre. a. geeft ons de gedaante van dit Korallyn, zoo als het
gemeenelyk gevonden word. Het ftuk, waarna de teekening gemaakt is, werd ons onder andre Zee-lighamen van de Kuft
van Dublin toegezonden. Fig. A. vertoond cen tak, met deszelfs pypjes, Cellen, en andre deelen vergroot. N°. 3. Corallina cellifera minor, repens, ramofa, tubulis levt-
Plaat XX, : n Fig. b.B. hus, interdum bamofis, fparfim difpofitis , fucis teftisque alli- gata. ze coralloïdes pumilus ramofus. Dood, Appendix, R.S. Pag:
Kruipend Korallyn.
Dir is het allergemeenfte van alle de Celachtige Korallynen, vafthangende aan de meefte foorten van onderzeefe lighamen.
De takken zyn altoos in twee verdeeld, wanneer zy zich uit- fprei-
Der Celachtige Korallynen. 49
fpreiden : de Cellen-gelyken naar omgekeerde kegels, hunne openingen, die rond zyn, zien eênen weg uit, en worden ge- meenelyk beveiligd gevonden door kleine doornen: de Cellen ryzen op in twee famengevoegde reyen, op zulk eene wyze, dat zy fchuins tegen elkanderen over geplaatft zyn. Het ftuk by Fig. B. vergroot, was vol gevonden met zwarte ftipjes in de Cellen, welke, gelyk reeds gezegd is, niets anders dan de doode Poly- pen zyn. In andre ftukken hebben wy aan den top van ieder Celletje {chelpachtige bolletjes ontdekt.
Dr Leedjes, welke aan de hoeken der takken geplaatft, en vergroot verbeeld zyn by Fig. E. zyn famengevoegd door eeni- ge korte buigzame buisjes, die de takken dienen als zoo vele hengfels, om ’er zich vryelyk heen en weêr op te bewegen, en naar de onftuimige beweging van de Zee te fchikken. Deze hengfels fchynen te beftaan uit twee korte buisjes, een voor iedre rei Cellen; en zy zyn zoo net aan ieder tak vereenigd, dat zy ongevoelig tot in derzelver Celletjes {chynen door te gaan.
Drr Korallyn verfcheeld van meeft alle andre in de wyze;, waarop deszelfs buisachtige wortels geplaatft zyn, welke, als ín kruipende Planten, fchynen voort te komen uit-verfcheide ge- deelten hunner flepende takjes. _Eenige dezer kleine wortel- buisjes ontdekt men door het Mikroskoop, dat vol met haakjes zyn, om het Korallyn des te beter vaft te houden ; wanneer het aan zachte fponsachtige lighamen hangt. De Haakjes van een dezer buisjes zyn afgebeeld by Fig. F. in het Korallyn B. van welk de natuurlyke grootte te zien is by Fig. b. N°. 3. |
Drr Korallyn in Azyn gelegd zynde, veroorzaakt eene zeer hevige opbruifinge tot dat het fteenachtig of Koraal-lykend bekleedfel ontbonden was; en toen vertoonden zich de Cellet- jes, die hunne gedaante bleven behouden, als van een dun voubaar vlies gemaakt te zyn, gelyk dat vande hengfels en wortels: zoo dat het nu blykt, dat wortels, hengfels en Cellen uit een enkel doorgaand buisachtig vlies beftaan , alleenlyk in verfchillende gedaanten geformeerd.
G | N°. 4
Plaat XX, Fig. c. C,
je) „NarvuruyKE HisTôrte
N°. 4. Corallina cellifera minor , repens, ramofa € ferupofa;
cellulis alternis a latere angulatis. Kruipend fteenachtig Korallyn.
Dir Korallyn verfcheeld van ’t voorgaande daarin , dat de Cellen hoeken aan derzelver zyden hebben, en dat het uit eene fteenachtiger en broozer ftoffe is famengefteld.
IN Oogftmaand 1754. te Ramsgate zynde, zag ik de Polypen in hunne Cellen, zoo als by Fig. C. verbeeld is, zynde dit een vergroote tak van Fig, c. No. 4. op dezelfde Plaat.
N°, 5. Corallimna cellifera minima, eretta, ramofa, cellulis infundibuli-formibus, bafi conjunêtis, oribus patentiflimis, fuper= ue ciliatis, €” alternatim prominentibus.
Oog-Hair Korallyn.
Drr zeer klein Korallyn komt uit vele buisjes voort, welke
zich vereenigende, takken uitfchieten , beftaande uit trechter-ly- kende Cellen , die fchuins tegens elkanderen gefchikt, en met het
onderfte gedeelte der zyden. naau vereenigd zyn: hunne ope- ningen zyn zeer wyd, en het bovenfte gedeelte, ’ welk voor=- uit fleekt, vol kleine hairtjes gelyk die der oog-leden. Zy zyn van onderen naau, en fchynen met leedjes famengevoegd: en zoo men aandachtelyk met het Mikroskoop ziet, kan men een klein wit hairtje ontdekken, ’t-welk fchynt door het midden van ieder tak, daar deze zich met de Cellen vereenigd, door te gaan,
__Dit Korallyn draagd van boven aan de Cellen Schelpachtige-ligha-
men eenigzins naar het bovenfte gedeelte van een Helmet gely- kende; en aan de zyden fommiger Cellen, kleine figuren als vo- gel-koppen, niet ongelyk aan die van het tweede Celachtig Ko- rallyn. EE
Br Fig. D. zien wy de vergroote gedaante van dit Korallyn: en by d. Ne. 5. deszelfs natuurlyke grootte. Van deze gantfe
KlafJe van Korallynen is dit een van de allerzachfte en teederfte.
N°6,
o
Ë SPlate XXL
ed
_ Der Celachtige Korallynen. EP: Ne. 6. Corallina eellifera minima, fragilis, vamofa € wefi- vulifera, colore eburneo, cellulis tubiformibus conjunêtis, paulum
arcuatis, €” fere oppofitis. Kuifachtig Ivoor Korallyn.
Drr Korallyn, zorgvuldiglyk door het Mikroskoop befchouwd
zynde, fchynt voort te komen uit kleine famengedrukte bollet- — jes, welke op een Wier-gewas neder gezet zyn geweeft: in het
middelpunt van ieder dezer bolletjes kan men een klein holletje zien, waaruit dunne uit leedjes beftaande buisjes voortkomen , welke ín takken veranderen, die uit twee reyen van buisachtige,
byna tegen elkanderen overgeftelde, en aan de zyden famenge-
voegde Cellen beftaan, doch de toppen zyn een weinig buiten- waarts gekeert: Uit-de zyden dezer takken fchieten hier en daar kleine holle blaasjes uit, die zeer breekhaar, en vol kleine ftipjes zyn. Digt tegen eene zyde der blaasjes hebben wy een klein
buisje ontdekt, het geen buiten twyffel hun ingang is. Dit
foort komt zeer na by de Klaffe der blaasachtige Korallynen; want in fommige ftukken van dit foort ontdekten wy onlangs aan het {trand doode Diertjes in de blaasjes: doch uit aanmerkine ge hunner breekbaren fteenachtigen aard, hunner. zwarte ftipjes ; welke in de Cellen zyn, en hunner takken, die door kleine buis- achtige hengfels vereenigd zyn, hebben wy dezelve hier geplaatft.
Fie. a. N°. 6. is eene naaukeurige afbeelding van dit Ko- rallyn, groeyende op een ftuk Wier-gewas.
Fre. A. vertoond de vergroote gedaante van een tak daarvan; zoo als het aan Wier opgroeid, |
N°. 7. Corallina cellifera mollis, ramofiffima , geniculis ad lo- rice formam acoedentibus.
Mufcus coralloïdes mollis „elatior, ramofiffmus. App. R.S. p. 330.
Corallina geniculata mollis, internodiis rotundis brevioribus nof- tras. Pluck. Mant. 56.
Harnas Korallyn.
Dir Korallyn, het welk in grooter takken en bosjes opgroeid
G 2 dan
Plaat XXL
Fig. a. A.
Plaat XXI, Fig. b. B.
®
Plaat XXII. Fig. Á. a,
52 NATUURLYKE HISTORIE
dan de overige, beftaat uit vele lange, blinkende, zachte en gladde takken, famengefteld uit leedjes van Cellen, die by paren rug tegen rug geplaatit zyn. De openingen van ieder paar ftaan aan den top overdwars en van elkanderen afgekeerd, zoo dat een paar te famen naarreen Harnas of Ryg-lyf gelykt , komen: de de openingen der cellen over een met de plaatfen daar men de armen doorfteekt. De leedjes of dubbelde Cellen komen on- gevoelig voort uit buisjes, door welke het Korallyn zich van on= deren vaft maakt: en in zekre faizoenen van het jaar kan men kleine zwarte ftipjes in de Cellen ontdekken, gelyk aan die der overige van deze Klaf]e. |
Drr Korallyn word in menigte gevonden langs de Zee-kuft van het Eiland Scheppey, en kruipt gemeenelyk op en rondsom het boven hefehreven Zyde-Korallyn.
_ Fre. b. N°. 7. vertoond de natuurlyke gedaante van dit Koral-_ lyn: dit ftuk is maar een klein gedeelte van het Korallyn, zoo als het gemeenelyk word gevonden.
Fre. B. is eene afteekening, volgens het Mikroskoop , van een klein takje „ zoo als het uit de buisjes opfchict.
Ne. 8. Corallina cellifera minima, ramofa, cellulis compref}ìss oppofitis, filicule burfe paftoris formam emutans. Herders Beurs Koralfyn.
Dir allerfraaifte Peerel-gekoleurde Korallyn hangt met kleine buisjes aan Wier-gewaffen vaft, waaruit het in platte Cellen ver- anderd , zynde ieder byzonder Ceiletje breed van boven „ en final van onderen gelyk kardoezen of driekante klampen. Zy zyn by paren rug tegen rug geplaatft, het een boven het ander, op-een zeer dun buisje, het geen door midden der takken van het gant- fe Korallyn fchynt te loopen. -
De Cellen zyn open aan den top: in eenige derzelve zyn zwarte ftipjes: en uit den top van vele fchynt eene figuur te ko- men niet ongelyk aan eene korte Tabakspyp, waarvan het dun- ne eind fchynt gehecht te zyn in het buisje, dat door het mid-
‚den van ’t gantfe Korallyn gaat. Vor-
diie
F ne de Í 08 DE gj EN RN 7 fj / ij Z E Ab
HA \ N IN Ne rs BN iN NR { ‘ 7 ES Sd CNN / RR 2 Ns Ln |
EE (NN }
EEN IMA ED Dijn IS ng € Dy IL \ \N
4, ( |
es)
en ee, ps rinse ad aen ger eten
e=
Der Celachtige Korallynen. | 53
VOLGENS fommigen heeft het Paar Celletjes de gedaante van de kleine Peulen der plant, Herders:Beurs genaamd: volgens an- deren gelykt het naar de ei et van.de plant Veronica of Eerenprys.
Fie. a. N°. 8. vertoond de natuurlyke gedaante van eenige takken , kruipende op. den tronk van een Wieb-geikas
Fre. A. verbeeld een tak met deszelfs buisjes, vergroot door
het vyfde glas van Wilfons enkel Mikroskoop.
Ne. 9. Corallina cellifera minutiffimia, ramofa 6 €? falcata, cel- Zulis fimplicibus , tauri cornu factie invicem ì Hfer BES,
__Koe-hoorn Korallyn, j |
Dir fraai Korallyn is een der kleinfte, die men vind: het ryft op uit buisjes, die op Wier groeyen, en veranderd vervolgens in Sikkel-lykende: takken beftaande wit enkle reyen van Cel- len, die; wergrant ERN maarenmgekeerde Koehoornen gely: ken: ryzende, ieder uit den top van het volgende. … De boventfte
takken nemen hunnen oorfprong uit het voorfte gedeelte van de
opening eener Cel, alwaar men, een fty£ kort hair, ’t geen het -
beginfel fchynt te zyn van eenen andren tak, zien kan, __De opening van ieder Cel, die aan de voorzyde is van des- zelfs bovenfte gedeelte „is ‘omringd door eenen dunnen ronden rand; en de Cellen fchynen te beftaan uit eene fraaje , doorfchy- ied Schelp- of Koraal- lykende ftoffe. |
Fie. b. N°. g. is de patuurlyke grootte van die en Koral- lyn , hangende aan een Wier „gewas.
Fie. B. vertoond de buisjes, en de sitier. lykende takken der Cellen : vergroot door het vyfde glas van Wilfons Mikros- koop.
N°, ro. Corallina PCOS minutiffinia;, falcata €” cruftata,
eellulis capricorniformibus fimplicibus, weficulds idg Geite-Hoorn Korallyn.
Dit zeer klein hair-fyn Korallyn beftaat uit takken van en- E G 3 kele
Plaat XXII.
Fig. b, B.
Plaat XXI,
Fig. c C,
7
84 NarTuurRurrKE HrisrTorie
kele Cellen „ van gedaante als omgekeerde. Geite-Hoornen; de
eenesboven de andre geplaatft: aan den top: van ieder is eene kleine ronde opening, die binnenwaarts gekeerd is:-en aan den
_rug daarvan komt een fyn recht hairtje voort, digt by de-vereenis
Fig. c. C,
ging met het naaft bovenftaande Celletje.
D1r Korallyn.draagt ei+ ronde. blaasjes welke geftippeld, of met ftipjes voorzien zyn, gelyk het Celachtig Korallyn N°. 6. en
met een buisje aan den rug.
Fre. ce. N°. ro. Plaat XXI. geeft ons de ware gedaante van dit Korallyn, hangende aan Wier-gewas. | |
Fie. C. vertoond een gants ftuk, met: deszelfs. blaasjes, en met leedjes famengevoegde buisjes, vergroot door het vyfde glas van Wilfons Mikroskoop.
Dir Korallyn komt wegens deszelfs blaasjes zeer veel overeen met het Zesde Korallya- vaa doze laffe des uitgenomen dat de Cellen van dit „ enkel zyn , met‘kleine hairtjes ‘er uit voortkomens
_de; en dat de Cellen van het ander gepaard zyn.
N°, rr. Coratlina anguiformis minutiffima, non ramofa. Slange Korallyn. hae ÔN NN tt ge “Dr buitengemeen Korallyn komt voort uit eene onregelmas tige buis, welke kruipende gevonden word op de Fucoïdes pure pwreum eleganter plümofum. R. S. pag. 38. .
„„Urr zeer kleine holletjes in het breedfte gedeelte van deze onregelmatige bochtachtige buis geplaatft „komen ’er hier en daar kleine Schelpachtige witte holle figuren voort, volmaaktelyk,ge- lykende naar eene Slange zonder onderfte kaak-been, in welks plaats de opening is van het Celletje. |
Fre. c_N° 11. is de natuurlyke grootte van dit klein. Ko-
rallyn, omringende den. tronk van een Wier-gewas.
‚Fre. C. vertoond het zelve door het vierde glas van Wilfons Mikroskoop vergroot. Á | HeT
Der Celachtige Korallynen. ES)
Her lighaam van dit Slang-lykend. Celletje, “door het tweede glas van Wilfons Mikroskoop vergroot zynde, als by Fig. D. fchynt in het midden met leedjes famengevoegd te zyn, en uit even wyd van elkanderen geftelde ringen te beftaan.
ZA ENEN DEN EN DENON R/S 2 ENEN NANA $ EN NEN TIAS AN ANS ANS ZI
V. H O O F.D ST UK. _ Van de in Leedjes werdeelde Korallynen.
Gen de tot hier befchreven Koralfynen hunnen oorfprong: namen uit eene enkele of verfcheide. holle „buigzame en hoornachtige buizen, en dus gelykvormig opgingen tot „daar zy in takken verdeeld,worden, welke beftaan ‘of uit‘ eenvoudige buizen; of uit zulke, die met tandjes, of blaasjes, of met beide voorzien zyn „ ef uic fauecugevoegde reyen van Celletjes ; op dergelyke zichtbare wyze verfchillen insgelyks die Korallynen, welke wy in Leedjes verdeelde noemen, omtrend hunne uitwen- dige gedaante en hun maakfel; hoewel het klaar blyke ; dat al- le de foorten het zelfde gebruik hebben, namelyk om tot woon- plaatfen te verftrekken voor verfchillende foorten van Po/ypen.
Dir foort nu zorgvuldig door het Mikroskoop befthouwd, fchynt te beftaan uit korte ftukjes van eene fteen- of krytachtige brooze ftoffe, waarvan de, oppervlakte bedekt: is met kleine gaat- jes of Celletjes. Deze fteenachtige ftukken of Leedjes zyn aan elkanderen vaftgehecht door eene taaje, vliesachtige, buigzame ftoffe, welke uit vele kleine naau vereenigde buisjes van den- zelfden aard beftaan. |
WANNEER men. dit foort van Korallynen in Azynlegd, word het fteen- of krytachtig gedeelte ftraks ontbonden, en het ander gedeelte in zyn geheel gelaten, % welk niet alleen de vliesachtige buigzame famenvoegingen uitmaakt, maar is desgelyksde grond- flag, en maakt de Celletjes uit, van de fteenachtige famenvoe- gingen zelve.
One
Plaat XXIII. Fig.a. A.
Kin
lab
56 NATUURLYEE HISTORIE
ONDER de eerfte van deze zal ik ftellen.:
N°, 1. Corallina articulata dichotoma ‚ internodiis fubcylindrt- cis cellulis rhomboïdeis, ommnino 5 tubulis membranaceis exiguis, oolligatis.
Corallina fiftulofa fragilis, craffior. J. B. 3. 811. R. Hift. ós.
Mufcus hdi polygonoides falicornie palio major. Bar. Ic, 1275. NS.
Corallina Cull fragilis, internodiis prelongis odds: al. bis , farciminum mods catenatis. Pluck. Phytog. Pl, XXVI. Figs ait iE sid
Zenegroen Korallyn.
DAAR is een kleinder foort van die werde Korällyas t welk al- leen in de dikte der takken veríchild, «en by de plaa Schryvers bekend is onder de volgende namen:
Corallina fftulofa . fracilis fubrilior. 1. B. 3. Sir. R. Hitt 66.
Mufcus polygonoïdes falicornie joo minor, di bijrdus. Bar. Jcon. 1275. N°. 8,
Dir fraai fteenachtig Koraliyn komt voort uit doorfchynende vliesachtige buizen, welke „opwaarts gaande, ronde Leedjes uit- maken „ die uit fteenachtige fchuin-vierkante Cellen beftaam: deze Cellen hebben ieder. eene opening, en omringen de gantfe oppervlakte van het Korallyn.
Frie: a. Ne. 1. vertoond de natuurlyke gedaante van het grootte Zenegroen Korallyn.
Fig. A. is een tak daarvan vergroot, om de gedaante aan te toonen van de buizen, Leedjes en Cellen. B. is een ftuk van een der Leedjes, het welk aan de lucht bloot gefteld geweeft , en fterker vergroot is, op dat men de gedaante der openingen van de Cellen duidelyk zien moge. C. verbeeld dit ftuk dwars doorgefneden , om de inwendige gedaante en {chikking der Cel
len aan te toonen.
De Leedjes van dit Korallyn opgaande verdeelen zich altoos | ‘ iN
me - Hd ls $ mi St ni
Be. 7 EJ
TE Es ie _ -
B di, f ki eh -
RO,
Tan
e. .
pe
„er
hd 5 ‘ en ee b - RE p s | d ee 3 5 K î S 3 kn © == As : | vi 4 5 hd 1 4 - Ee 4 ) ‘4 - , - N 5
Ee kl
- g ee | ij
Van de in Leedjes verdeelde Korailynen. 87
in twee andre, en zyn famen vereenigd door korte buisjes van den zelfden aard, als die, waarvan zy hunnen oorfprong na- men, |
Deze buisjes zyn in het water zeer buigzaam, waardoor zy zich vryelyk kunnen bewegen, zonder door het hevigft geweld der Zee te breken.
De gedaante der Cellen is niet altyd volftrekt langwerpig- vierkant: fomtyds vind men ze boogsgewyze aan den top , gelyk by D. en fomtyds in de gedaante eener [ Engelfe J Doodkift, ge- lyk {ommige der bovenfte Cellen by B.
WANNEER dit Korallyn eenigen tyd op het ftrand bloot gelegen heeft, word het zeer hard en wit; «en de fcheidingen tuffen de Cellen worden dunner en duidelyker, gelyk by Fig. B.
Armorwer de volgende Koraltynen in grootte, in gedaante hunner Cellen, in hunne buisachtige wortels , en in fommige
andre byzonderheden verfchillen; echter, nademaal zy aan de
algemeene Bepaling deze Klaffe beantwoorden , en elkanderen in de Orde der Natuur fchynen te volgen, heb ik ze by een ge- voegd. Het is noodig aan te merken, dat, om de holletjes of Cellen dezer Klaffé des te duidelyker te ontdekken, men dezel- ve aanftonds, zoodra zy uit Zee gehaald zyn, befchouwen moet; omdat, als zy droog worden, de krytachtige of Koraal- ftoffe inkrimpt, en de holle Cellen aan de oppervlakte zoodanig famentrekt , dat men ze naaulyks, zonder hulp der allerbefte vergroot glazen , van eene gladde oppervlakte onderfcheiden kan.
N°. 2. Corallina Anglica. R. S. p. 33. N°. 1. Corallina alba Officinarum. Park. 1298. | Gemeen of Apotheek Korallyn.
Dir Korallyn is aan Klippen en Schelpen vaftgehecht. door middel van fteenachtige leedjes, welke, naar mate zy opryzen, “zich met andren vereenigen door zeer fyne en dunne buisjes; men kan dezelve met fcherpziende oogen of door een gemeen
ver-
Plaat XXIV. Fig. a. A.
Plaat:
|
58 NATUUR LYEE HisTORIE
vergrootglas ontdekken. De ftammen zich uitftrekkende krygen; op de wyze eener fchryf penne , zy=takjes, die recht tegen elkande- ren over- en op dezelfde wyze uit Leedjesbeftaan: de Leedjes van dit foort gelyken naar het bovenfte gedeelte van een omgekeer- den, doch een weinig plat gedrukten Kegel. De gantfe oppervlak- te is bedekt met zeer kleine rondachtige Celletjes of holletjes; Zie Fig. B. en Fig. B 1. daar zy fterker vergroot zyn.
Fre. Ba. vertoondeene dwarfe doorfnede daarvan , zeer fterk vergroot,
Fie. a. N° 2. is eene maaukeurige afbeelding van dit Ko= rallyn zoo als het op eene Klip groeyende gevonden word.
WANNEER men.eenen tak van dit Korallyn in Azynlegd, wor- den deze Cellen met de gantfe krytachtige oppervlakte ontbon- den, in welker plaats reyen van kleine takjes te voorfchyn ko- men , welke-gemeenfchap fchynen gehad te hebben met ieder- dezer Cellen. Zie Fig. A.
MeN word aan fommige ftukken van dit Korallyn zeer kleine: figuren gewaar, naar Zaat-vaten gelykende, en gemeenelyk aan het einde der takken, geplaatft: men vind ze ook aan de zyden derzelve; gelyk men by Fig. A. zien kan, alwaar zy vergroot afgebeeld worden.
Dezer tak in Azyn gelegd zynde werd gants zacht, en uit
de kleine knobbeltjes aan de einden en zyden der takjes waren
kleine gedraaïde Figuren uitgedrukt, gelyk die by Fig. A 1. wel- ke fterker vergroot zyn by Az.
MEN vind dit Korallyn gemeenelyk van verfchillende koleu- ven, als rood, groen, asgraauw, en wit; doch zy alle, lang: op het Strand in de Zon en Lucht gelegen hebbende worden. wit. aid
N° 3. Corallina Anglica procumbens, fegmentis brevibus.
Dun nederhangend Engels Korallyn.
Der Korallyn fchynt eene verandering van ’t voorgaande te- Zyn,
Plate XXIV. ik Ehh Nie
ÏÌ ©
rd
ZN TZ Se es
5 ef Lof
VIVIER SDI TT SSNNNngeess
(7
ES
beet)
SHI
eN
Plate XXIV.
vereert
Er
Van de in Leedjes verdeelde Korallynen. 89
zyn, het welk:ftyf en recht opgroeid, met groote leden; daar in tegendeel dit nederhangd , en zeer dunne takken met kleine leden heeft. Zie N°. 3. op Plaat XXIV. deszelfs koleur fchynt te verfchillen volgens de plaats, daat men het vind,
N°. 4. Corallina Anglica erella ; ramulis denfe pennatis, lan- coole form terminantibus , fegmentis ad utrumgue latus paululum compref}is.
Corallina fguammata, Parkin. 1206.
_Rechtopftaand Engels KOR > met fpeer-lykende eran en platte Leedjes.
Ik ontfing dit Korallyn van den Eerwaarden en fchranderen Heer William Borlafe, te Lugdvan in Cornwall, Lid van het Koninglyk Genoodfchap, aan wien ik voor-vele audre voort. brengfels der Zee groote verplichting heb.
MEN vind hetzelve gemeenelyk van eene licht « „groene ko- leur, welke mogelyk aan de Koper-Mynen, die ’er in menig- te op vele plaatfen van het Cornwalls ftrand zyn, moet toe- gefchreven worden: even als de Oker-aarde by Harwich aan eenige Korallynen van het tweede foort eene oranje koleur me-
dedeeld.
N°. 4. Plaat XXIV. vertoond dit Korallyn in deszelfs natuur- lyke gedaante.
Fie. C. is een tak daarvan vergroot , om de gedaante der Leedjes aan te toonen. Deszelfs krytachtige deelen zyn. door
den Azyn ontbonden. Op ieder Leedje kan men de verfchillen-
de orden der takken ontdekken, welke na de Cellen aan de op- pervlakte loopen.
Wy zullen dit in ’t vervolg door verfcheide voorbeelden van
fommige dergelyke uitlandfe voortbrengfels der Zee volkomener bekrachtigen.
Elz Ne, 5.
Plaat XXIV. Fig. c. C
Plaat XXIV, Fig. e. E.
_
Plaat XXIV Fig. d. D.
Plaat XXIV. Fig, £. F,
60 NarTvurRLYKE HiIsTorRreE
NS 5. Corallina ramulis dichotomis , teneris, capillarihus , €? rubentibus. | | ink Corallina rubens, five muftus marinus rubens. Park. 1296.
Rood Hair-lykend Korallyn.
Dir Korallyn vergroot zynde blykt in takken op te groeyen; welke zich altoos in twee verdeelen, en uit lange, ronde Leed- jes beftaan „die door zeer kleine buisjes zyn famengevoegd: wan- neer het fteenachtig gedeelte er van , door den Azyn, ontbonden is, kan men de kleine vezelachtige takken, die met de kleine holletjes aan de oppervlakte, even als in voorgaande Koral- lyn, gemeenfchap hebben, zeer gemakkelyk ontdekken.
N°. 5. Fig. e. is de natuurlyke grootte; en Fig. E. de ver- groote gedaante van eenen tak, van dit Korallyn.
N°, 6. Corallina alba exigua, ramulis dichotomis., fegmentis cor= niculatis , fucis minimis vereribus adnuftens.
Wit Korallyn met kleine Leedjes.
Dir Korallyn verfchild van ’ voorgaande hierin, dat het fter- ker en dikker takken heeft, en dat de toppen der onderfte Leed: jes met twee uitftekende Punten, als Hoornen onderfcheiden zyn.
Fis. d. N°. 6. vertoond een bos van dit Korallyn op een Wier - gewas groeyende.
‚Fre. D. toond deszelfs wyze van groeyen aan , en de ge* hoornde onderfte Leedjes. |
_Ne. 7. Corallina dichotoma, capillis denfis , criftatis fpermopbo= ris, fucis minimis teretibus adnafcens.
Corallina criftata minima. Barrell. pag. 1328.
Mufcus coralloïdes criftatus. Bar. Icon. 1296. N° 2.
Gekuifd of Hane-kams Korallyn.
De takken van dit: Korallyn fchieten insgelyks by paren „ of twee aan twee, uit: het groeid in de gedaante van ronde bof- | fen „
Be
Van de in Leedjes verdeelde Korallynen. Ó1
fen , gelykende naar de kam of kuif der Vogels, Verfcheide dezer takken famen als een waajer uitgefpreid, en plat op elkan- deren liggende maken deze fraaje Kuif-lykende Figuren uit: fom- mige derzelve zyn van eene fraaje roode andre van eene gr oene koleur, met een wittenrand. Men vind ze gemeenelyk groeyen- de op een rond, los Wier-gewas. Aan het bovenfte gedeelte der takken ontdekt men door het MZikroskoop eenige kleine blaas- jes; uit den top van ieder derzelve fpruiten de beginfels van twee nieuwe takken, zoo dat deze blaasjes fchynen te dienen om ’er het Korallyn op te doen dryven. |
Fie. f. N°, 7. ís de natuurlyke gedaante van dit Korallyn. Fre. F. is een tak met de blaasjes vergroot.
N°. 8. Corallina alba fpermophoros „ capillis tenuiffimis.
Corallina mufcofa, feu mufcus marinus tenui capillo fpermopbo- ros. Mor. Hitt. Ox. Part. III. p- Aer. S. rs. TEX. £ 9.
Zaad-dragend Korallyn.
Dir uitnemend fyn wit Korallyn, door het Mikroskoop bes fchouwd, ontdekt men kleine blaasjes te dragen, van gedaante als Zaad-vaten, welke fchynen het zelve op het water te doen dryven: uit ieder dezer blaasjes komen twee fyne, dunne hair- tjes, en uit ieder van deze hairtjes fpruiten wederom andre blaas- jes; waaruit twee fyne puntige hairtjes ontftaan, met welke dit fraai klein Korallyn eindigd. Daar fchynt eene groote overeen- komft te zyn tufen dit en het gekuifd Korallyn; {choon ’er, over het gefieel befchouwd, billyke reden fchynt te zyn, om ’er een: verfchillend foort van te maken.
De blaasjes, naa het naaukeurigft onderzoek, fchynen geene “opening te, hebben.
N° 8. Fig. g. is de natuurlyke gedaante; doch in ’t algemeen zyn. de bosjes voller.
Fre. G. is een klein fpruitje met de dubbelde rei van blaasjes vergroot.
H 3 N°. g.
|
Plaat XXIV,
Fig. g. G.
Plaat XXIV, Fig. h. H.
Plaat XXV. Fig. a, b. c.
ó: „NarvuRruree Hrsrorts
N° 9. Corallina plumofa nivea, fuco minimo , tereti adnas- CENS. pneeu-wit donzig Korallyn.
ONDER verfcheide rare Korallynen, die ik, van mynen Vrind; den eerwaarden Heer Borlafe, uit Penzance: in: Cornwall, ont- fing, bevond zich dit zeer fraai en klein foort, hangende aan een Wier-gewas. Ik zag het in den eerften opflag aan voor eenig wit dons van veders; doch op nader onderzoek, bemerk- te ik het een in Leedjes verdeeld ‘Korallyn te zyn, welke Leed- jes famen vereenigd waren door buisjes, al zoo volkomen als de grootere foorten. - 1 MAA Eed
Frie. hb. N° 9. Plaat XXIV. is de natuurlyke grootte daarvan; hangende aan een {tuk “Wier-gewas. - |
Fie. H. ts de vergroote gedaante van, verfcheide ftukken van dit Korallyn, door middel van kleine bolterjesvaau de. vezels van een insgelyks vergroot Wier-gewas vaftgehecht. Uit deze bol- letjes komen drie-of vier ronde Leedjes voort.
Fig. H 1. werbeeld het bolletje en Leedjos fterker vergroot, De gantfe oppervlakte blykt- hier overdekt. te ‘zyn met holle Tuit jeBes bar. otor, | 9D MAT, 10
Aanmerkingen over eenige der in Leedjes verdeelde Korallynen ùit Jamaika.
Wy brengen hier deze Korallynen by, om aan te toonen; hoe de Natuur in warmere Landftreken te werk gaat; en om het wonderlyk famenftelfel onzer eigen Korallynen in een klaar- der licht te zetten. Onze in Leedjes verdeelde Korallynen, ges Jyk wy te voren. gezien hebben, zyn, uitgenomen het eerfte,
zoo dik, en derzelver oppervlakte is zoo glad, dat wy door het
Mikroskoop maar even hunne holletjes of Poren kunnen ontdek- ken. De Weft-Indife Korallynen zyn gemeenelyk van een lofler famenweeffel: het bloot oog kan ’er de Poor-lykende Celletjes
over
Ze
Kal “so Ji
Si AN
Nan
KE Ed bi!
Van de in Leedjes verdeelde. Korallynen. 63
over de gant{e oppervlákte ‚en te gelyk de buisjes , die de Leed- jes famenhechten zeer gemakkelyk en klaar onderfcheiden,
WANNEER de krytachtige ftoffe in Azyn ontbonden is, kan men door het Mikroskoop de Hengfel-lykende buisjes ontdeke ken, die zich in takken verdeelen, welke zich over de platte op- pervlakte van ieder Leedje uitfpreiden, en in kleine bekertjes ein digen, welke aan de zyden vereenigd zyn, zoodanig dat zy cene oppervlakte uitmaken, die naar eene Honing-raat gelykt. Ieder klein bekertje heeft van onderen eene kleine opening, waardoor het met een byzonder buisje van een der kleindre takken ge- meenfchap heeft; en de top van ieder bekertje komt overeen met een Poor van de krytachtige oppervlakte.
Fre. a. en b. Plaat XXV. vertoond twee ftukken dezer Ko- rallynen in de natuurlyke grootte.
Fre. A. verbeeld de Paren van een der Teedjes van Fig. a vergroot. | |
Fie. Ar. verbeeld de regelmatige verdeeling der takken, die eindigen in platte oppervlakten van vereenigde, en als eene Honing-raat famengevoegde bekertjes; naadat de krytachtige ftof-
fe van het Leedje, by Fig. A. ’er door den Azyn van ontbon- den was. 5 TK
_ Men ziet by Fig. B. en B 1. het Leedje, en de in takken ver- deelde buisjes van het kleinder foort, by Fig. 5. vergroot zyhde;,
naadat ‘er op dezelfde wyze de krytachtige oppervlakte afgeno- men was. |
Ik zal hier, wegens deszelfs byzonderheid, een derde foort van een in Leedjes verdeeld Korallyn byvoegen: hetzelve fchynt te zyn het Corallina fiftulofa Jamaïcenfis, candida cum interno- dis breviffimis , &” quafì filo trajetis, van Plukenet. Ik zal het Rozekrans of Lees-kraal-Korallyn van Yamaika noemen. Zie Fig. c. Plaat XXV. | | |
Fie. C, vertoond een der Kralen vergroot; en aan’t onder-
fte
Plaat XXVII. Fig. b. B.
64 _-NaruuruYyYKeE Hisrotre
fte gedeelte , alwaar het volgend Kraaltje geopend ‘is, om het buisje te ontdekken , befpeurd men regelmatige-reyen van kleine - pypjes , welke uit het middelft hoornachtig buisje, door de krytachtige ftoffe, tot in de Celletjes van de oppervlakte gaan. Zie Fig. g.
Her bosje van Hair-lykende buisjes, by C. welke men aan den top van ieder tak ziet, fchynt de verdeeling der takjes te zyn, behoorende tot het Kraaltje dat ’er naaft aan ftaat voort te ko= men. |
WANNEER het krytachtig gedeelte in-Azyn ontbonden is; vind men verfcheide Zaad-lykende deeltjes, verfpreid rondsom Celletjes, die naar een hart gelyken, zooals by Fig. Cr.
Bv deze zal ik noch een ander voortbrengfel der Zee voegen; omdat het, in manier van groeyen, zeer na by komt aan de in Leedjes verdeelde Korallynen. Ik ontfing het zelve, onder ver- fcheide andre ftukken } van de Zee-kuft van hee Elland Wight. Het fchynt, door het Mikroskoop befchouwd, buisachtig te zyn, en verfchillend van alle foorten , welke ik tot heden op onze Kuf- ten gevonden heb. Ik heb het genaamd: |
Corallina tubulata tenera dichotoma €” puftulofa. Buisachtig Korallyn met in twee verdeelde takken.
Dir Korallyn vertoond zich door het Mikroskoop , vol Pok- ken en Puiften, met een klein ftipje in ’t midden van ieder. Het fchynt van eenen hoornachtigen doorfchynenden aard te zyn. Ieder paar Leedjes of takken is vaftgehecht in den top van het Leedje of Tak, die ‘er van ondren naaft aan volgd» even als in fommige der kleindere in Leedjes verdeelde Korallynen, die wy zoo even befchreven hebben.
Fre. hb. is de natuurlyke grootte van een klein gedeelte van dit Korallyn. |
Fie. B. vertoond een klein fluk vergroot.
VL HOOFD=
_
Wan de Keratophyta-of Hoorn-gewaffen. 65 KC CD CIN CED GEDEGEN VL HOOFDSTUK. Van de Keratophyta of Hoovn-gewaffen… —
Ke de naaft aan de Korallynen volgende orde mogen geplaatft 8 worden de PFrutices Coralloïdes of Zee-Heefters ; tans by den Natuurkundigen in’t algemeen beter bekend onder de verfchei- de benamingen van Litbopbyta,; Lithoxyla, of Keratopbyta ; bynamen ; dienende om een denkbeeld van hún famentftelfel te geven, welk, op het eerfte gezicht, {chynt te beftaan deels uit eene hout- of hoornachtige, deels uit eene fteen- of kalkachtige Îtoffe, verfcheidelyk de eene ten opzicht van de andre geplaatft-
De gedaante dezer lighamen komt in ’t algemeen naby die der Heefters: zy hebben ecu Wortel-Iykend voetftuk, waardoor ZY aan het een of ’t ander vaft lighaam in de Zee gehecht zyn: Zy
hebben eenen ftam of tronk „en takken , die verfcheidelyk gefchikt
zyn; eenige fchieten op in eene of meer byzondere loten, die wederom in kleindere en afgezonderde takken verdeeld zyn ;ter- wyl andre hunne kleindere takken op zulk eee wyze famenge- voegd hebben, dat zy eene fraaje net-lykende gedaante uitma- ken: Uit deze verfcheidenheid van figuur en uitwendige vertoo- ning ontleenen zy gemeenelyk de namen, by welke zy in de Kabinetten der Liefhebbers'bekend ftaan „als Zee-Waajers, Ve-
ders, en dergelyke, #-'=
__ Docu nademaal het myn oogmerk niet is, eene byzondere ver- handeling over dit-onderwerp te fchryven, zoo zal ik alleenlyk
aanmerken, dat de meefte dezer Hoorn-gewaffen, wanneer men dezelve , volmaakt zynde, zorgvuldig befchouwd, de volgende
byzonderheden uitleveren. EERSTELYK, een houtachtig foort van voetftuk ‚of wortel > dat of noch vaftzit, of toond dat vatt gezeten heeft , aan eenig | Ù __vaft
66 NarvoururreE HiIistTortë.
Ge lighaam, als Klippen, Koralen, groote Schelpen, of derge- yke.
Dir voetftuk. naaukeurig; befchouwd zynde, blykt te ‘beftaan uit rechte vezels, die met de zyden zeer digt tegen elkanderen liggen, en zonder kracht niet van een te fcheiden zyn: zy loo- pen uit den omtrek van het voetftuk na ‘den opgdanden ftam, langs welken zy op dezelfde wyze gefchikt zyn ; „en men. kan door goede vergroot-glazen dit zelfde famenweeffel tot aan de ‚ uiteinden der takken nafporen. Ook ontdekt men door deze gla- zen, dat, het geen met het bloot oog vezels fchenen „ inderdaad kleine bne zyn; waaruit de, gantfe, Heefter hellaat, doch die famengedrukt, en ingekrompen, zyn.
WANNEER men den ftam, of een grooten. tak dezer Hoorn. gewallen overdwars doorfiyd , en hun famenftelf&l zorgvuldig, befchouwd, kan men niet alleen den loop dezer rechte buisjes klaar ontdeden maar desgelyks, dat zy kringsgewyze ronds, om, het middelpunt van den. ftam gefchikt zyn, eenigzins op de= zelfde wyze als de faarlysfe kringen in het hout, met dit on, derfcheid echter, dat in de Hoorn-gewaffen de Kiber zoo vaft. niet @menhangen als in het hout, maar duidelyk op elkanderen geplaatft fchynen, fomtyds zelfs r met eene fofte tuffen beide van eene andre natuur.
Her tot hiertoe bereliveven gedeelte der Hoorn- gewaffen, is. het geen eenige, Natuurkundigen het houtachtig, andre het hoornachtig iedee genaamd: hebben, „wegens den fterken. reuk. van Hoorn, welken het brandende van zich geeft.
Drr famenftelfel fchynt in alle-de verfchillende foorten.„van, dit flag van lighamen, hoe verfcheiden zy in grootte, figuur, en uitwendige gedaante zyn, mogen, meeft al een en het zelfde te wezen: het gezicht ontdekt het zelfde maakfel, en de Schei-kunde dezelfde beginfelen i in. allen.
_Drr hoorn: of ‚houtachtig gedeelte is omtogen met een foort van fteen- of kalkachtigen Baft, die ek ftam., en takken tot aan hunne uiterfte einden bekleed: „3
De-
Van de Keratophyta vof Hoorn-gewaf)en. rd
Deze kalkachtige Baft is, daar de ftam begind, dun; Hy word dikker naar mate. de takken voortfchieten; en de jongfte Vezels, in ’t algemeen, zyn met denzelven, in evenredigheid , zoo niet inderdaad, het dikfte bekleed: Dit gedeelte, in ’t vuur geworpen zynde, geeft insgelyks iets van eenen Zee-hoornach- tigen reuk van zich. Wanneer men dezen Baft aandachtelyk, zelfs met het bloot oog, befehouwd, kan men in vele foorten regelmatige reyen van Poren of Cellen ontdekken; en-door het Mikroskoop onderzocht wordende, blykt het alzins een organyk of werktuiglyk lighaam te zyn, en niet eene toevallige aanwaf- fing van vreemde ftoffen, gelyk de verharde korft, die zich op Mos-en andre Plant-gewaffen in verfteenende wateren zet; maar wel eene regelmatige vergadering als van Cellen, waarin Dieren voortgebracht zyn geweeft of gewoond hebben.
„De meefte dezer foorten van lighamen , volmaakt zynde, heb- ben de befchreve gedaante: echter ziet men dikwils in de Verza- melingen der Natuurkundigen deze hoornachtige Heefters gants en al zonder kalkachtigen Balt. Ondertuffen moet men daaruit niet aanftonds befluiten „ dat zy zoodanig gemaakt zyn; aange- zien het meer als waarfchynelyk is, dat zy wan deze bekleed(els ontbloot zyn geworden door-het geweld der baren, en andre der- gelyke toevallen; waardoor zy een deel verloren hebben, het geen aan deze lighamen niet minder eigen en natuurlyk fchynt als de baft aan de boomen. Des niet tegenftaande heeft deze toevallige verandering hunner uitwendige gedaante den Kruid- kundigen eenige zwarigheid veroorzaakt, en zelfs Boerhaave aan- leiding gegeven, om ze in twee Geflachten te verdeelen , hebben- de Hy die, welke hun oorfpronkelyk kalkachtig bekleedfel had- den, Zitano- Keratopbyta genaamd, en die, welke daarvan ont-
bloot waren, het geen aan de Zee-kuften lichtetyk gebeurd; enkel Keratopbyta. | |
NIETTEGENSTAANDE deze klare omftandigheden, om het Dier: lyk maakfel dezer onderzeefe lighamen te bewyzen , blyft het echter, wegens de menigte van weetgierige Liefhebbers „die
2 noch
68 „NarvurLYKeE HrisTomRre |
noch niet overtuigd zyn, voor ons noodzakelyk, derzelver Na- tuur met meer naaukeurigheid te onderzoeken.
STUKKEN , die zeer jong van groêi, te weten 2. of 3. duimen hoog zyn, hebben de gedaante van een klein kalkachtig {pruit- je. Wanneer men dit overlangs doorfnyd, en met aandacht be- fchouwd , vind men in het niedetput een dun hoornachtig buisje, met eene witachtige ftoffe ’er in, als merg; naaft aan dit zyn andre zeer kleine buisjes van eenen kalxachtigen aard, die aan het zelve ets het omringen, en tot over den top toe bekleeden.
IN meer opgewafle ftukken „ komen uit deze fyne kalkachtige buisjes ‚ter plaat{e daar de takken uitfpruiten , kleine Cellen van Diertjes voort, van het geflacht der Polypen, zynde ieder Cellet- je met eene opening voorzien. Dezelve zyn langs de taxsken al- ‘toos in zekere regelmatige orde, met groote naaukeurigheid, overeenkomftig met de-byzondere fborten gefchikt; niet gelyk de Neften der Jnfellen op de Planten, die hier en daar toevallig geplaatft zyn; en welke Velen zich verbeeidek dat het zyn; maar in meeft- dezelfde fchtkking en manier, als men in Ke Cellen der
Korallynen waarneemt.
Urr deze Cellen heeft men de Diertjes ontdekt zich uitftrek- kende, zoo wel om voedfel voor hun zelven, als ftoffen voor den aanwas van dit verbazend famenftelfel op te zoeken: doch dit zal ons klaarder blyken uit de volgende waarnemingen.
_ WANNEER de Jnfecten zich op een Plant-gewas neerzetten, om deszelfs bladeren te eten, en op-den ftam en takken hunne Nef- ten te maken „ ziet men hun zelden de gantfe fchors, van. het on- derfte des hae tot aan de uiterfte Bd der takken toe, bedek- ken: doch veronderftellende, dat dit gebeure, zoo meen ik, zal men toeftaan , dat niemand ooit Planten „ zoodanig overdekt met de Cellen van Jnfelten , vervolgens zag blyven leven en bloejen. « Men heeft in ’t algemeen waargenomen, dat ware Zee- Planten, waarvan ’er-eene aanmerkelyke verfcheidenheid is, even
zeer onderworpen zyn, door verfcheide foorten van Zee-Infelten die
N
Plate Xxxvr.
IN
ee Ve,
HEAR Had de haf
Sake
Van de Keratophyta of Hoorn-gewaffen. 69
die ‘er hunne Neften op maken, aangetaft te worden, gelyk de Land-Planten zulks van hare foorten overkomt; doch dan heeft men teffens int algemeen waargenomen, dat beiden; het zelfde wedervare , namelyk dat zy verdorren en: {terven,
Her Haärings- “graat Korallyn, by Fig. a. Plaat X. befchreven; komt met deze. Hoorn - gewaffen zeer na overeen in de manier van groeying, uitgezonderd in de befchorfing; en het heeft in ’% klein de gedaante van dat Penachtig foort ’% a in de Wefts Indien Zee-Veder genaamd word.
Om de groote overeenkomft aan te toonen „die ’er is tuflen het famenftelfel der penachtige Hoorn-gewaflen, en de bl aasach- tige Korallynen met tandjes, zoo zal.ik hier eene korte befchry- ving geven van een fraai Korallyn uit Sardinden,. de Zee veder genaamd, het welk ik onlangs in de {choone verzamelingen vond der Heeren Baker en Pond, Leden van het OE Genood- fchap.
Dir fraai vaartbrenatt der Zee is omtrend een voet hoog: de kleine vedertjes of Zy-fpruiten zyn fchuins tegen elkanderen over, in eene regelmatige fchikking „ aan weers- B van den Hoofd-tam geplaatft, Zy zyn voorzien: met verfcheide: bosjes. van kleine knobbeltjes, welke op gelyke afftanden, en gemeene: _Iyk drie aan drie rondsom den ftam gefchikt zyn, Wanneer dee zelve door het Mikroskoop. vergroot worden „ gelyken zy zeer naar de Botten van Vrucht: Sh In dit Aen ftuk waren derzelver toppen inwaarts gebogen, na den flam van den tak , waaraan Zy zaten.
…— De gantfe oppervlakte i is doen met eene lalachige Roffe 5 gelyk de meefte dezer Klaffe.
„Ere. S. Plaat XXVI, verbeeld een der takken, met: den recht opgaanden: hoofd-ftam3 het zelve heeft ‚gelyk men ziën kan; éene groote overeenkomft mik de gedaante van het Zee- Dede Kor jn Plaat L Ee tie |
Ï3 Fre.
zo „‚„NaruururKke HisTORtE:
Fre. IT. iseene vergroote afbeelding van twee dezer verdee.
‚ lingen, met derzelver kleine knobbeltjes.
Plaat XXVI. Fig. C. D,
EeENe dezer verdeelingen in een zuur fchei-vocht gelegd zyn- de, werd’er de kalkachtige ftoffe gemakkelyk van ontbonden, en de twee-Zy-Knobbeltjes, by Fig- V. ontbloot van hun korft of kalkachtig bekleedfel , vertoonden zich aan ’t gezicht: hier nu
ontdekken wy duidelyk twee Polypen met hunne klaauwen of
Tentaculi famengetrokken. -Dezelve, gelyk wy ontdekten, was ren beide vereenigd met het lighaam zelve van het Diertje door eene dunne vleesachtige ftoffe , die uit het onderfte van ieder derzelve voortkwam. Deze vleezige ftoffe, welke het middel- punt van den ftam, of van *t lighaam zelve van het Diertje uit- maakt, kan men gemakkelyk door het midden der ftammen en takken van de Hoorn-gewaflen nafporen, wanneer ’er het kalk- achtig bekleedfel van is afgenomen. ì
Or dezelfde wyze kan men de Polypen nagaan, die by paren met het binnenfte der vleezige ftammen van de Blaasachtige Ko- rallynen vereenigd zyn. Zie N°. 7. Plaat IV. Fig. C, en ‚N°. 8. Plaat V. Fig: A. |
Tans heb ik eenige ftukken voor my liggen, die bewyzen, dat de hoornachtige kringen, welke den ftam en takken omrin= genen uitmaken, het werk van Dieren zyn: inzonderheid blykt zulks klaar uit een ftuk dezer Hoorn gewaflen, of Zee-Waajers, door den beroemden Linneus, Flabellum Veneris genaamd, (Zie Plaat XXVI. Fig. A.) een van deszelfs hoofd-ftengen, behooren- de tot de takken, was, by het een of ’t ander toeval, gants doorgebroken geweeft, als by Fig. B. doch de afgebroken ein- den waren door de kleine netsgewyze Zy-takken digt by een gee houden, als by Fig. D.
De Diertjes, zoodra zy in den loop hunner buisjes. opwaarts uit den ftam, Fig. K, dezen hinderpaal van den gebroken ftam ontmoetten, keerden zich ter eene zyde af, en, langs de nets- gewyze takken, by D. voortgaande, overdekten de open tuffen= wydte met hunne hoorn-en kalkachtige ftoffe. By de donkere plaats, in
N Van de Keratophyta of Hoorn-gewaffen. 71
in de Figuur by D. zyn de kalkachtige buisjes afgenomen, met oogmerk, om aan te toonen, dat de onderliggende hoornachtige deelen , die fteeds de gedaante van buisjes hebben, den zelfden loop en ftreek houden „ als de kalkachtige buisjes, welke hun op- gevolgd zyn, en overdekt hebben. Daarnaa maakten de Diertjes eenen korten draai, om het afgebroken eind vanhet bovenfte gedeelte der {teng van dezen tak te winnen; waarlangs zy ver- volgens hunnen loop tot in de fynfte takjes, als naar-gewoonte, vervolgden. Lak
Fre. E. verbeeld twee kalkachtige buizen vergroot: deze zyn uit liet korftachtig gedeelte van den tronk, by Fig. L- gefne- den, De deelen, waaruit de kalkachtige ftoffe beftaat, zyn zoos danig vergroot, dat men ’er de byzondere gedaante van kan onderfcheiden, welke niet ongelyk is aan die, van het rood Ko- raal,
__ Fre, F. en I. vertoond een klein fpruitje vergroot, het welk uit den top van dit Hoorn-gewas, by Fig. O. genomen was.
Fre. G. is een klein takje van dit fpruitje met de kalkachtige oppervlakte 'er zeer dun afgenomen, om de drie buisjes te kun- nen zien, die ever onder-de oppervlakte loopen: in de twee Zy- Úinz® buisjes ontdekt men kleine holletjes , waardoor het fchynt; als of de Diertjes gemeenfchap hadden. met de twee reyen van Celletjes, aan de zyden geplaatft: met ’er noch een zeer dun ftukje af te fnyden, ontdest men de hoornachtige buis in het - midden, en de twee reyen van Celletjes: welke beide in den te- genoverftaanden tak, by Fig, H. afgebeeld zyn. |
In ieder dezer Cellen ontdekt men duidelyk eenen kleinen Polyp ter grootte vande Figuren. by N. en van dezelfde gedaante; als: de vergroote Figuren by M. Dit fiuk was onlangs uit de Weft- Indien gebracht; de Diertjes waren ’er zeer onderícheidelyx doch famengetrokken: De donkere holletjes aan de zyden der fteng en laagften tax dezer vergroote fpruit , by Fig. F. en. zyn: die, waardoor de Polypen. zich uitftrekken Ie)
Fre.
72 __„NATUURLTKE HiIStORrE
Frie. Lis het onderfte gedeelte fchuins doorgefneden, om de holligheden der Buizen en Cellen te vertoonen.
In het middelpunt dezer doorfnede is het uiteinde van het toer gedrukt hoornachtig buisje. De kleine netsgewyze-takken van dit Hoorn-gewas zyn zeer plat gedrukt ; en wanneer wy ze van voren befchouwen „isde dunne rand na ons toegekeerd.
Frie. K. is eene rechte doorfnede van dezen grooten tak, aan- toonende de verfcheide kringsgewyze lagen der famengetrokken buizen, welke zich hier vertoonen als de ronde kringen in het hout. | | )
IN dit zelfde Hoorn-gewas of Zee-waajer is een ander aanmer- kelyk bewys, dat hiet hoornachtig gedeelte der takken door Die- ren word gemaakt. / |
Dir ftuk namelyk fchynt in den voortgang van zyn groei belet te zyn geweeft door eene overhangende klip of ander toeval: een gedeelte der bovenfte takjes vertoond zich als in eene rechte lyn doorgefnheden, by Fig. C. Dit, zien wy, heeft de Diertjes in hunnen loop geftuit, en langs den zelfden weg, dien zy geko» men waren „doen te rug keeren; zoo dat men vele der laaft ges maakte Cellen overdekt en verward vind door eene- onregelmati- ge gedaante der kalkachtige ftoffe. Men ziet deze verwarring zoo ver als men de Diertjes in hunnen aftocht kan nafporen : en wan- neer men ’er deze kalkachtige {toffe afneemt, ontdekt men, dat de hoornachtige ftoffe , welke zy federt hunne te rug komft af- gelegd hebben, de meefte der open plaatfen in dat gedeelte van de netsgewyze takken opgevuld had,
BeEHALVEN deze Hoorn-gewaffen, welker ftam en takken uit eene hoorn- en houtachtige ftoffe beftäan, heb ik onlangs een ander van Zuid-Karolina gevonden, in de verzameling van-den Heer Pieter Collinfon, Lid vant Koninglyk Genoodfchap; de inwendige deelen van het zelve zyn in ’t geheel van,een fponsachtig famenweeflel „ en de gantfe ftoffe daarvan is zoo licht als kurk.
De
Van de Keratophyta of Hoorn-gewaffen. 73
… De uitwendige oppervlakte beftaat uit eene meelachtige grui- ‚zige ftoffe, van koleur als Meny, en niet ongelyk aan het be- kleedfel van het gemeen rood Koraal, zoo als wy het krygen, wanneer het vers uit Zee komt; doch meer voorzien van kleine ftersgewyze holletjes. De ftoffe, waaruit de Cellen beftaan, en welke 'er onmiddelyk onderligd, is een weinig taai; en het bin- nentte gedeelte is noch vafter, en beftaat-uit eene bleek-roode {ponsachtige ftoffe.
De oppervlakte der voornaamfte ftengen zyn omringd van gelyk-afftandige buizen: deze buizen kan men langs de takken nafporen, tot daar zy ongevoelig in reyen van Cellen verande. ren; op dezelfde wyze als in eenige der Celachtige Korallynen.
Fre. P. Plaat XXVI is eene afbeelding van een klein ftuk van dit fponsachtig Hoorn-gewas, in deszelfs natuurlyke grootte.
Fre. Q. ís een fluk van den top van een der takken, over- langs in het midden doorgefneden, om de fchikking der Cellen te doen zien. Deze reyen van Cellen omringen de jonge takken aan alle zydèn; en de fponsachtige ftoffe tullen dezelve fchynt, door het Mikroskoop , vol onregelmatige buisachtige holligheden te zyn.
HeT inwendig fponsachtig gedeelte van dit foort is naauwer met de Celachtige korft vereenigd , dan in eenig ander foort, die wy tot noch toe gezien hebben.
Fia. R. is eene rechte doorfnede van denzelfden tak, om de fchikking aan te toonen der verfcheiden reyen van Cellen, die het fponsachtig middelfte gedeelte omringen.
Tx heb in eenige ftukken van het Penachtig Hoorn - gewas, of Zee-veder, waargenomen, dat, wanneer zy geheel of gedeeltes lyk geftorven waren, het Diertje, wonende in dat foort van Ko- raal, ’t welk Millepora genaamd word, deszelfs doode takken met eene korft van witte Koraal -ftoffe bekleedde: waardoor Ve-
K | len,
74 ‚NaruuRLyRE HrisToRrRre
e
len, by gebrek van het zelve niet zorgvuldig, genoeg onderzocht te hebben, misleid zyn geweeft, én zulks voor eene kalkachtie ge, in plaats van voor eene fteenachtige korft gehouden hebben. Doch, behalven het verfchih der: ftoffen-, waaruit deze bekleed- fels beftaan, is bovendien de onregelmatigheid van het Koraal zeer gemakkelyk: te onderfcheiden, van de nette fchikking der aatuurlyke bekorfting.
Urr deze volgd zeer natuurlyk eene twede waarneming; te weten, dat men nooit, op een en het zelfde foort. van Hoorn- gewas, twee verfchillende foorten van, kalkachtige bekleedfels vind, Nochtans heb ik drie verfcheide foorten van, Hoorn-ge- wallen, gezien „ vafthangende aan een ftuk Rots-Koraal; en aan het zelfde ftuk, een gedeelte van een dood Hoorn- gewas, het welk met; dat Koraal. bekorft was,
De deeltjes dezer baftachtige korft, die in elk foort eene by= zondere gedaante hebben, dringen dikwils diep door, tot in de laafte-rey van buisjes, welke, nademaal hier door hunne kalkach= tige deelen zich met de flymerige deelen van het diertje vermen- gen tans hout- of hoornachtig. geworden zyn, en, dus de op- pervlakte van het inwendig gedeelte uitmaken.
Noorr vind men op dit Geflacht van Zee-lighamen. eenen baft, vlies, of ander uitwendig bekleedfel , uitgenomen dezen. Cel- en kalkachtigen rok, het welk aantoond, dat hun dezelve natuurlyk-eigen is.
Wie ooit de overlangfe en dwarfe doorfnydingen van boo- mensoheefters. of zelfs der ftammen van Zee- planten zorgvul- diglyk onderzocht-heeft zal\bevinden, dat de overlangs loopen- de vaten der houtachtige- deelen altoos. famen. vereenigd zyn door zylingfe vezelen, of dat zy zylingfe buizen hebben. Doch, hoe zeer omzichtig ons onderzoek met het Mikroskoop geweetft wy, nooit hebben; wy , tu{len de famengedrukte overlangs loo- pende buizen em vaten: dezer Hoorn-gewallen, iets kunnen ont- dekken van deze-{ämenvoegende: Vezelen of buizen, die uit het Pit na. dem omtrek loopen: zoodat de flymigheid „ welke de el | Diert-
Van de Keratophyta of Hoornegewaflen. Es
Diertjes van zich geven, de voornaamtte ootzaak fchynt te zyn;
dat deze buizen zoó vaft famenhangen: des te meer, om dat in eenige byzondere ftukken uit de heetfte Landftreken, zy cen lig
haam uitmaken harder dan hout, inzonderl zi hadidat zy zeer droog geworden zyn.
WANNEER men het fteenachtig roód Koraal uit de Mdiddeland- fe Zee, befchouwd, word men tuffen het zelve en de Hoorn- gewaffen eene groote overeenkomft gewaar in famenweefël „en in beginfelen, door de Scheikunft ’er in ontdekt: alleelyk zyn de takken van het Koraal zeer kort, en deszelfs buizen veranderen in fteen , in plaäts van in hout. Doch wanneer men in beiden den loop der buizen, de wyze, ‘waarop zy den ftäm omringen, en den omtrek detan en van de takken vermeerderen, hunne ruwe, gruizege, baftslykende oppervlakte, alsmede de ftersge- wyze openingen der Cellen in aanmerkinge neemt „ moet men
befluiten, dat zy op de groote Schaal der Natuur niet ver van elkanderen afftaan.
MEN vind dikwils, onder de netsgewyze Hoött- gewaffen; {tukken, waarvan de Dieren, in hunnen loop langs de ftammen en takken. met huntie buisjes-over. Schelpen en ne vreemde lighamen heen kruipen , en dezelve influiten.
Iers dergelyks gebeurd ’er ook in den loop der Dieren. die het rood Koraal maken; men ziet dikwils derzelver buisjes, om- ringende, en uitgefpreid op eene groote verfcheidenheid van lig- hamen.
NADEMAAL men in velen der Zee-Planten, ik fpreek van die, welke de natuur van Plant-gewaflen onitwyffelbaar hebben, een foort van Zaad-vaten kan ontdekken, zoude men Batur mo- gen verwachten, dat zy op het grootfte foort van dit Geflacht van Zeeflighamen , zichtbaar genoeg; moeften zyn: t@ meer, daar men ons van poederhand bericht heeft, dat-men op de Kuft van Noorwegen, fommigen van dit foort uitgeftrekt gezien heeft ter lengte van 16. voeten; echter geloove ik, dat niemand ooit het
KS 2 minfte
76 NATUURLYKE HISTORIE
minfte zweemfel van Vrucht -making in deze lighamen bemerkt hebbe, ten zy men het geen op het Cel- en baftachtig gedeelte derzelve gevonden word, daar voof nemen wilde; niet tegen- ftaande „en Waarnemingen en vele Proeven ons duidelyk aantoo- nen, dat zulks vry grooter overeenkomft hebbe met het werk van Dieren.
EinpeLyK , de Scheikundige Proeven, die met deze lighamen genomen zyn, ftrekken, zoo ’er al geene andre waren, tot een {terk bewys, dat zy Dierlyk zyn.
Ik hoeve voor Liefhebbers geene andre bewyzen aan te ha- len, dan de groote menigte van vlug zout, dat men uit dezel- ve halen kan; en den fterken reuk van geroofte Oefters, wel- ken. zy brandende van zich geven.
W ry hebben tot heden alleenlyk twee foorten van Hoorn-ge- waffen op onze Kuften gevonden, en deze zelfs zyn zeer raar; de eerfte is: |
N°. 1. Keratophyton flabelliforme , cortice verrucofo obduttum. R.S. pag. 32.
Wrattige Zee-Waajer.
Dir Hoorn-gewas werd op de Kuft van Cornwall gevonden: het is uitwendig overdekt met eene korft, vol van kleine knob- beltjes als- Wratten; welke korft, in Azyn ontbonden zynde, de- famengetrokken lighamen van Polypen, met agt klaauwen, doed zien.
Fra. a. Ne. r. vertoond een klein fpruitje van dit Hoorn- gewas.
Fre. A; en Ar. zyn-twee afbeeldingen van de Wratten ver- groot.
Frie. Äz. isde gedaante, die de Polyp had, wanneer de kryt- achtige ftotfe ontbonden was. /
Fie. A3. verbeeld de deeltjes, waaruit de korft beftaat, ver-
groot. Ne. 2,
RE
Van de Keratophyta of Hoorn-gewaffen. 77
N°. 2. Keratophyton dichotomum , caule €” ramulis lewiter compreflis. R. S. pag. 32. Zee-Wilge.
Dir Hoorn-gewas werd op de Kuft by Margate gevonden, en wy hebben onlangs eenige ftukken van het zelve uit Zerland ontfangen.
__Beipe de kanten der platte takjes hebben, in het kalkachtig
gedeelte, regelmatige reyen van verheven Celletjes, met kleine openingen, trekkende aan elk voor eenen ingang.
Fre.g. N°. 2. is een klein fpruitje van dit Hoorn-gewas, in deszelfs natuurlyke grootte.
LDD BCH ECD GE EDA) EDGE VIL HOOFDSTUK, | Van de Korft-Gewaffen. | Eer deze Lighamen cigentlyk tot de Millepora behoo-
ren, echter, nademaal ik in ° algemeen den beroemden. Ray gevolgd heb, zal ik my aan zyne benamingen houden; en ’er zoodanig eene befchryving van ieder byvoegen, die der Na- tuurkundigen in ftaat moge ftellen, dezelve behoorlyk te plaat- fen. :
Her Kenmerk dezer Klafle, volgens mynen Schryver, is, dat derzelver oppervlakte gelyke naar een Webbe Linne: En het Me
kroskoop leerd ons, dat zy uit reyen van zeer kleine Cellen be
ftaan, welker oppervlakten zich in die gedaante vertoonen.
_ De zeer groote gelykenis, die de twee eerfte der volgende Korft-gewaflen hebben, met de bladeren. van Planten, heeft gelegenheid gegeven, dat zy door de Kruidkundige Schryvers. onder de Mos-gewaflen geplaatft zyn.
K 3 INSEE,
Plaat XXVI, Fig. g.
Plast XXVI. Fis. a. A.
Plaat XXIX, Fig. a. A.
78 “NarvuruyEn HrstToRTE- E
N° r. Eföbara foliaceas, millepora, tenera, änguflior , folioe lis quafi abfeiffis € cellulis oblongis älternis utringue inftruêta. Pucus marinus, ferupofus , albidus , anguftior , compreffus ex- tremitatibus guafiabftifis. B. Ox. HI: pag. 646. R.S. pag. 43: Smal-gebladerd Hoorn-wier. 6 De zachte overgang in de orde der Natuur, uitde laafte Klaffe , welke was die der Hoorn-gewaffen, tot het eerfte foort van deze , is zeer aanmerkelyk; immers fpruiten insgelyks, in dit foort, de Reyen van Celletjes voort uit’ kleine buisjes, die zich famen vereenigen, en een foort van fteng uitmaken: Deze opgaande , verdeeld zich in {malle bladeren, die uit regelmatige reyen beftaan van langwerpig-vierkante Cellen, fchuins tegen els kanderen over ftaande , met een gelyk getal derzelve, recht tegen over deze, aan de andre zyde van het blad geplaatft, even als de Honing-raat. Uit deze bladeren komen andre fteeds kleindere blad-achtige takken voort „ waarvan vele an het onderfte gedeel- te fchynen vereenigd te zyn, door buisjes; even als zulks in de Korallynen plaats heeft ; door middel van-welke zy zich vryer in het water heen en weer kunnen bewegen. / Fre. a. N°, 1. verfchaft de natuurlyke gedaante van dit Ko-
rallyn. | En
ren, by A. aantoonende de. verdeeling , énrinwendige gedaan-
te der Cellen, te nar zin ‚Ne 2. Efchara fotiacea, Aillepora, fpongiofa , cellulis arcua=
tis alternis utringue inftructa. A
Fucus telam lineam, fericeamve , textura fua emulans. Ker S.
N°. 9. pag. 42. |
Breëd-gebladerd Hoorn-wier.
Dir Korallyn, vers uit Zee gehaald zynde, is van een fpons-
achtig: zacht famenweeffel, en ruikt zeer visachtig; maar wan- oÀ neer
Plate XXVI.
EN ae
Ed, EE
En
ED Ee Pr en GE ee : \ | Ee AN EE 5 ZZ € TE 5 Ii - ES EE in E Ee
A Poberts JEtego.
ted
en
Ed Elion
_
Le kad
mr
Ir O7
Plate NNIX.
ISS
if
SS SEEN
SS
SEN
SSS
S
NS
EN
AET Mered SE oen j se
ve E
Van de Korff. Gewaffen. 79
neer het eenigen tyd op het ftrand gelegen heeft, word hiet ftyf en hoornachtig, gelyk fommige verdorde bladeren. Beide des- zelfs oppervlakten , met vergroot-glazen befchouwd zynde , ziet
men met Celletjes bedekt; en, wanneer een fkrk daarvan over- dwars doorgefneden is, kan men het dun vlies ontdekken, het
welk, dient tot een grondflag voor de Cellen van elke opper- | vlakte. | |
De gedaante der Cellen. is zeer aanmerkelyk, zynde ieder een aan den top verwulfd, en aan het onderfte gedeelte der zyden een weinig ingetrokken, om plaats te maken voor de bogen der twee naaft-aan-kiggende Cellen; zoodat, wegens deze byzondre fchikking „ geene plaats verloren gaat. De ingang der Cellen is onmiddelyk onder den boog van, iedre Cel, en. de wanden der Cellen fchynen met doornen. verfterkt te zyn.
Du vermaarde Heer Bernard Fuffieu ontdekte kleine Polypen, die zich uit deze Celletjes uitftrekten:, en. die hy in de Verhan-
delingen. van het Akademy der. Wetenfchappen, voor het Jaar 1742. befchreven. heeft.
ONLANGs eenige ftukken. onderzoekende, ontdekte ik, aan den ingang van vele dezer Cellen, cen klein fehelpachtig: lig- haam, gelykende naar een twee-fchalig fchelpje.
De gedaante der Cel, met het fchelpje daarin, is vergroot by E. Plaat XXIX. Het zelve heeft eene doorfchynende Amber- koleur, zoo helder, dat men ’er. het doode Diertje, dat door-het ‘zwart ftipje verbeeld word, door heen kan zien.
Frea. N°. 2. verfchaft ons de natuurlyke gedaante van eenen bladerigen tak van dit Korallyn.
Ere. A, is een gedeelte van een blad vergroot, om de op- pervlakkige gedaante der Cellen, en de wyze, waarin. zy gefchikt zyn. aante toonen. |
Fre. B. vertoond. eene: overdwarfe doorfnede. van. een blad, met de verfcheiden: afdeelingen: der: Cellen.
Fre.
HERE Fig. a. A,
80 NarvururKe HISTORIE
Fre. C, verbeeld dezelfde Cellen in enkele Reyen of opper vlakten, kruipende op een Mos-gewas, benevens de Cellen van het gemeen Zee-Infelt, het welk zich op alle. Zee-lighamen van
onze Kuften nederzet.
N°. 3. Efthara foliacea, Millepora, lapidea, extremitatibus hinc inde irregulariter coalefcentibus, utrague fuperficie ex cellu- lis ovatis conftans.
Efchara retiformis. R.S. pag. 31.
Reticulum marinum. J- B. HL 809.
Steenachtig gebladerd Koraltyn.
Dez fteenachtige Millepora werd, groeyende op eenen Oef- ter-fchelp , gevonden aan de Weft-Kuft van het Eiland Wight, in Grasmaand 1753. en toen wy het ontfingen, waren de Jn/ec- ten in de Cellen zichtbaar, doch dood.
“Fig. a. Ne. 3. vertoond de natuurlyke gedaante van het
Plaat XXX, Fig. b.
Plaat XXX. Fig. 4. D.
zelve, groeyende op een kleinen Oefter-íchelp.
Fie. A. is een ftuk van de oppervlakte ; vergroot „om de ope- ningen der Cellen aan te toonen.
Fre. B. is eene overdwarfe, en C. eene overlangfe doorfne- de, om de inwendige gedaante en verdeelingen der Cellen , ver. groot, af te beelden.
Fig. hb. is een ftuk Jtaliaans Koraal, gelykende naar eenen Harts-Hoorn, en by Zmperatus, Porus Cervinus genaamd. Het zelve word hier bygebracht, om aan te toonen, dat, wanneer men het aan verfcheide zyden vergroot, de uit-en inwendige gee daante der Cellen volmaaktelyk overeenkomt, met die, waarvan wy hier de befchryving geven.
Fie. D. is de vergroote gedaante van Fig. d. Men ziet hier, dat, in dit Ztaliaans Koraal, de Cellen, die een Wier-gewas om- ringen, dezelfde gedaante hebben, als die van het gemeld Ko- rallyn; doch zy zyn uit eene zachter {toffe famengefteld. Hunne
openingen zyn met doorntjes voorzien; en hunne bna
Plate XXX.
isd ak
eric
ibis
=
ad:
fl
ter
HEEE $
vak heks:
zit it
&
ers! E
A15 wap
‚
ee joen de Î
vs Wan de Korft-gewafjen, gk SI
Zyn voller en ronder , dan die van het fteenachtig Korallyn, zynde zy van een fponsachtig famenweeflel, Want de Cellen van het fteenachtig Korallyn, bol en rond zynde, als zy vers uit Zee kwamen, zakten, naar mate zy droog werden, zooda- nig in, dat zy byna eene platte oppervlakte kregen.
Ik zal hier by eene befchryving voegen van die, fraaje Mille- pora, genaamd Retepora Efchara marina, by: Imperatus , pag.
Plaat XXV. Fig. d, D.
630. omdat dezelve, voor de zoo even befchreven Efchara re-
tiformis van Ray; genomen is geweeft.
Ix vond het zelve op de Kuften van Ztalien, groeyènde op Schelpen en Klippen, in onregelmatige bladachtige gedaanten, maar zeer dikwils in die van een kop of drink-beker, met een onregelmatigen rand: Zie Fig: d. Plaat XXV. Het zelve be- Îtaat uit eene vergadering van Cellen van Znfelfen „ en is op eene regelmatige wyze , met volkomen doorgaande gaatjes, gants doorboord, waardoor het de gedaante heeft van een Net. Dé plaatfen tuflen de gaatjes, aan de binnen zyde van dit Koraal, zyn vol met kleine openingen voor de Cellen der Infelfen: Men.
ziet hiervan eene afbeelding vergroot by Fig, D. _ De rug, of het onderfte gedeelte van dit Koraal, is vergroot by F. om aan te toonen „dat ’er geene openingen voor de Cel- len aan die zyde zyn.
N°. 4. Efchara millepora, foliacea €} fbongiofa, cellulis. coni inverfi formâ , oribus fetaceis.
Onregelmatig fponsachtig en bladerig Korallyn.
Her Korallyn der gemeene Zee-Infelten , waarmede de meef- te Zee-lighamen overtogen zyn, word nu en dan zich uitftrek= kende gevonden in eene bladachtige gedaante, even gelyk de voorgaande Korallynen; doch dezelfde groote regelmatigheid en
orde is zoo naaukeurig niet in de fchikking der Cellen in acht ger nomen.
Fie. 4. N°. 4. verfchaft ons de natuurlyke gedaante van dit | | Te
Plaat XXXI,
Fig. a. A
84 NATUURLYKE HISTORIE
regelmatig fponsachtig Korallyn ‚ vaarvan een gedeelte vergroot
„ús by Fig. A.
Plaat XXIX. Fig. C. D.
Plaat XXV, Lig. €.
Fie. b. verbeeld de wyze, waarop deze Infelten fommige der Wier=gewafflen, met hunne Cellen, omringen en bezetten.
Dir heeft verfcheide vernuftige Natuurkundigen in ’t gevoe- len gebracht, dae de Keratopbyta, of Hoorn- gewallen van de- | zelfde Natuur, te weten, dat zy niets anders zyn, dan Zee- Planten „ waarop verfcheide foorten van Zee-Jnfelten hunne kalkachtige Neften maken: doch, dit, hopen wy, is reeds klaar. genoeg opgehelderd, en fommige der verkeerde denk- beelden, aangaande hun maakfel, uit den weg geruimd.
Fra. D. Plaat XXIX. verbeeld eenige van het zelfde foort van
Cellen der gemeene Zee-Infelten, vergroot, zoo als zy gevon den waren, hangende aan het zelfde, Wier, als de verwulfde
Cellen van het tweede Korft-gewas, of bladerige Jdillepora , al- leenlyk is de {toffe „ waarnit deze beftaan van eene vaftere Na- tuur: Het zelfde werd, in eene groote diepte, uit Zee gehaald , dicht by Falmouth; het ziet ‘er gladder. en witter uit, dan ’t geen wy tegenwoordig onder het oog hebben „ en het heeft geen hartjes |
TerRwrr ikte Brigbthelmflone was, had ik gelegenheid het Diertje te zien, dat tot deze Cellen behoord. Het is een Polyp met twaalf klaauwen, die in een klein buisje befloten is, in ’£ midden van het Celletje; gelyk zulks, vergroot word afgebeeld, by Fig. Dr. Plaat XXIX, Wanneer de Diertjes geftoord wor- den, trekken zy zich in binnen hunne buisjes of kokers, die op hun toefluiten; en met dezelve binnen hunne Cellen neder= zinken. ' |
Ne. s. Efchara millepora arenofa Anglica. R.S. pag. 31.
Lorica marina Imperati, 638. °
Engelfe vandachtige Millepora.
Dit Zee-lighaam. met het JZikroskoop befchouwd zynde,
fchynt eene verzameling van Zand te zyn, door de flymerige | he re AEG
Un
ene
Wan de Korft-gewaffen. 83
ftoffe van fommige Zee-Infetten famengekleefd, en gefchikt-in eene platte dunne oppervlakte, vol kleine holligheden, daar de dnfecten hun verblyf gehouden hebben. | |
ki 1G. €. Plaat XXV. is de natuurlyke grootte van een gedeelte daarvan. | | |
N°. 6. Efchara millepora, minima, cruffacea, dilute purpu- Plaat XXVI.
rel, vellulis tubiformibus , ordine fere equali,:€? parallelo difs ad znne: agg
Klein purper Korft-gewas. Dr Korfl-gewas is famengefteld uit kringsgewyze Reyen van
zeer kleine, «en byna,gelyk afftandige Pypjes, van eene half- -
doorfchynende bleek-purper koleùr. Men vind het, omringende
de flengen van Wier-gewas, en de getandde Korallynen. -
“Fra. e..N°, 3. Plaat XXVIL is de natuurlyke grootte; en’ Fig.
E. de vergroote gedaante van dit’ Korft-gewas. - Het zelve be=
hoord eigentlyk tot de Tubularia van Linnaeus.
_N°. 7. Efthara millepora lapidea, inftar Pumicis porofa. Plaat XXVIL Poorachtig Korft-gewas. Ae add
Dar fteenachtig Korft-gewas word, dikwils op het Sikkel-Ko. rallyn gevonden, ín onregelmatige brokken gelykende naar wit vaft aan elkander klevend zand, Doch, door het Mikroskoop fchynt het te beftaan uit een oneindig getal van kleine ronde Cel. len „ in éene onregelmatige gedaante gefchikt ; -alleenlyk vertoo- nen zich de krifigsgewyze openingen der Cellen aan de uitwene dige zyde van ieder derzelvé; zoodat hee zelve, door het M4i= kroskoop ‚ zich opdoed als een Puim-fteen.
Fre. f. N°. 4. verfchaft de natuurlyke grootte der Cellen; wels ke vergroot zyn by Fig, Doch het Korft-gewas zelf word dikwils vry grooter gevonden „dan het vergroote fluk by F.
B VI
Plaat XXVII. Fig. C,
Plaat XXVIL
Fig. d. D.
54 NarTuurRLvyYKE HrisToORie
ADO CEDETODNCEDECE)
VIII. HOOFDSTUK. Van de Engelfe Koralen.
E Bepaling, die Ray ons in zyn Synopfis geeft, van Ko-
raal, is deze, dat het is een foort van byna fteenachtige Plant, getakt als een Heefter zonder bladeren, en met onzicht- bare Poren,
„N° 1. Corallium pumilum album, fere lapideum, Pltafn ark album pumilum noftras. R.S. pag. 32. Ifis. „Linnei Genera 974.
„Drr Koraal beftaat uit korte onregelmatige takken, ûitwen= dig van eene kalkachtige gedaante, maar van eene fteenachtige ftoffe, (zie Fig. c_N°. 1.) doch, fterk vergroot zynde, ver- toond het zich vol kleine Poren, niet ongelyk aan die van Fig.
‚B. Plaat XXIV.
MEN vift eene groote menigte van dit foort op, digt by Fal-
mouth; en de Inwoonders gebruiken het, met goeden uitflag ,
om hun Land te meften. Zie de Waarnemingen over dit Koraal in dit Hoofdftuk vämhet Synopfis van Ráy. »
Ik ontfing onlangs eenige Stukken vanseene bleeke purper, of loodachtige roode lechtenas „ die in de, Netten der Haring-Viflers. opgehaald waren, digt-by het Eiland Man: alsmede eenige ftuk- ken van dit Geflacht uit Jerland , gelykende naar eenen tros zeer kleine druiven van eene Sachtige koleur.
Ne. 2. Corallium cretaceum Lichenoïdes.
Corallium maritimum calcarüis_rupibus adnafvens. Mor. H. Ox. III. pag. 651.
Kalkachtig Koraal, van gedaante als Lever-kruid.
Men vind deze kalkachtige Korft in grooten overvloed op En | Ku
Van de Engelfe Koralen. 85
Kuft van Cornwall, groeyende op Klippen en geleden, De oppervlakte van dit Koraal , naaukeurig; onderzocht zynde, ver- toond zich vol kleine Poren > welke meeftal verdwynen, wan- neer ek eenigen tyd uit het Zee-Water geweeft zyn. Een klein ftukje ’er afgebroken, en onder het Mikroskoop gebracht zynde ; vertoonde aan de zyden verfcheide verdiepingen van Cellen, van elkanderen afgezonderd, als by Fig. D.
WANNEER men een ftuk in Azyn legd, word het kalkachtig ge- deelte ftraks ontbonden, en de Verdeelingen en Cellen worden zeer zichtbaar. Het vliesachtig gedeelte, ’t geen in het zuur on- aangeroerd blyft, geeft waarfchynelykheid , dat het van een Dierlyk maakfel is.
Fre. d, N°. 3. verbeeld een ftuk van dit Koraal, hangende aan eene Lampet-{chelp.
MEN vind dikwils ftukken van de groene Conferva, of ANES Wier, die op de Klippen groeyen, BDE hunne fyne takjes omtogen met dunne Korften van dit Koraal: alsmede fommige der breede dunne Wier-gewaflen, met hunne oppervlakten daar- mede byna overdekt.
veld ON RE Ba nale Van de Spons-Gewaffen.
ar deze Klaffe van Zee-lighamen eene Dierlyke Natuur
hebbe, iseen gevoele’, het welk reeds ten tyde van Ari- Jroteles aangenomen was: Immers, in zyne Hiftorie der. Dieren V: Boek, 16. Hoofdft. verhaald hy ons, „dat verfcheide Luiden. » van meeninge waren, dat de Spongien gevoel hadden, en »> dat zy zich konden inkrimpen , wanneer men dezelve wilde 5» uittrekken ”. _Ariffoteles echter, en de meefte zyner Navol=
dn verwierpen dit gevoelen: fehoon het niet onwaarfchyne- L 3 lyk
86 Narvururyxe Hisrôrie
lyk is, dat, die zulks eerft uitvonden, zeker foort van onders _ vinding ‚ waarop hunne meening fteunde , gehad hebben: te meer noch, nademaal, zoo de Spongien inderdaad de woning en het maakfel van Polypen, of Diertjes eener byzondre orde, zyn buiten twyffel de fchielyke en eenparige inkrimping van vele duizenden, dezer Diertjes, die zich op ‘t-aannaderen van t gevaar binnen de holletjes, waarin zy wonen, verfchuilen; den genen, die de gant famenwoning uit haar geveftigd ver- blyf wilde rukken, een zeker ander foort van tegenftand hebbe doen gevoelen, dan men van eene onbezielde ftoffe zoude kun- nen verwachten, _
W v hebben niet vele foorten van Spons-Gewaflen op onze ei- ge Kuften,; en deze zyn, voor het grootfte gedeelte , ‘klein en teeder. Men vind ze zelden, dan naadat zy langen tyd uit de, plaatfen, daar zy groeidden, gedreven geweeft, en gemeenelyk _in derzelver famenftelfel zeer befchadigd zyn. Zoo dat, niette-. genftaande ik met de grootfte aandacht, de meefte der Spons- Gewaffen, welke onze Kuften opleveren, en desgelyks een groot getal van verfchillende foorten, waarmede de, Kabinetten van verfcheiden myner Kenniffen alhier voorzien Zyn „ befehouwd heb, ik echter bekennen moet, dat het in myne macht niet is, zoo uitvoerig eerie befchryvinge te geven van het maakfel en gebruik “van alle de deelen dezer Klaffe van lighamen, als wereift word: En inderdaad dit kan ten byna van niemand verwachten, dan van die genen, welke digt by de plaatfen wonen , daar de Spon- gien groeyen, en dièëtyd en bekwaamheid hebben dezelve, ter- wyl zy vers zym, te onderzoeken.
WANNEER men naaukeuriglyk door het Mikroskoop een klein ftukje onderzoekt van een dezer Spons-Gewaflen, welker takken. groot en onderfchieiden zyn, zal men bevinden, dat zy uit vele kleine buisjes opfchieten; die, naar mate zy opwaarts gaan , naalle, kanten zy-takken uitfchieten, welke in elkanderen loopende, en zich.dus famen vereenigende, een famengefteld weeffel. uitmaken. door de geheele binnenzyde van den gantfen klomp.heen. Wan,
neer
inro
EE
NN nf ri Zh
Van de Spons-Gewaffen. (87
Heer men de einden van de bovenfte of laatfte uitfpruitfels be- £chouwd, ontdekt men kleine openingen aan de einden hunner
vezels; en als men deze vezels, van de openingen beneden- swaartss naafpoord, ziet men eene zachte witachtige ftoffe, wel- ke het inwendige holle gedeelte van alle-de takken, door de gant- fe Spons heen vervuld: deze takken gelyken zeer wel naar doore fchynende Katte-darmen van eene Amberskoleur;- en zyn buiten twyftel de woningen van Dieren eener byzondere Klaffe. Want, fchoon men ’er noch Blaasjes noch Celletjes in kan onderfcheiden, of eenig ander foort van werktuig ontdekken, dan dat, van eene holle buis, die verfcheidelyk gebogen en famengeweven, eene menigte. van fraaje gedaanten „uitmaakt 5 zynde {ommige ge- takt als Koralen; andre uitgefpreid als een Paddeftoel of Champignon; eenige recht op fchietende als eene kolom; ‘an- dere breed aan den top, naau van onderen, en uitgehold ge- lyk een trechter , met regelmatige holligheden, ingangen en openingen, welke byna van dezelfde gedaante zyn in alle. de Spons-gewaflen van het zelfde foort: ondertuffen íchynt ’er we- gens vele zichtbare overeenkom{t met verfcheide andre Klaffen
van Zee-lighamen, welke bevonden worden, van een Dierlyk -
maakf{êl te zyn, en wegens de Scheikundige ontbinding der
Spons-gewaffen in ’t algemeen , voldoenende reden te zyn, om ons over.te halen, dezelve hier met de overige eene plaats te ge= ven; fchoon , by gebrek van goede gelegenheden, om dezelve, noch vers zynde, te kunnen onderzoeken ; ik ‘van ‘dezelve zoo omftandig eene befchryving miet kan mede-deelen, als vande „verige Klaffen van Zee-lighamen gegeven is. berte Sf
Van alle de foorten van Spons-gewaffen, die op onze Kuften: gevonden worden, zal ik ’er alleen twee befchryven, als zynde
moch niet in ftaat geweeft, ftukken van de overige te bekomen,
die de vereifte volmaaktheid hadden.
Ne. 1. Spongia ramofd Brittanica. Park. 1304. R.S. pag. 20.NE r. Getakt Engels Spons-ge was.
De vezelachtige takken van dit Spons-gewas, zyn uitnemend „
Plaat XXX, Fig. f. FE,
fn
‚Pfaat XVL
Fig. d.
88 NATUURLYKE HISTORIE
fyn, teeder, en doorfchynende, van eene bleek- -gele koleur, en zeer fraai door een geweven. De takken fchieten onregelmatig , doch ‘recht op ; zy loopen menigmaal in elkanderen , en zyn langs de randen der zyden een weinig plat gedrukt. Op zekere regelmatige afftanden, ontdekt men kleine, ronde holletjes, die regelmatig gemaakt fchynen, op dezelfde wyze, als men ze in de Spinne-webben vind.
Fre. f. Plaat XXXII. verfchaft ons de natuurlyke gedaante van eenen tak eener Engelfe Spons, met de openingen der hol- ligheden langs de randen, by Fig. g.
Fia, F. is een ftuk van den top dezer Spons, vergroot.
N°. 2. Spongia medullam panis referens.
Bind ramofum molle, medulle panis intus fi imile. R. E pag. 31.
Spons-gewas naar kruim van brood gelykende. -
Dir Gewas is van eene zeer onregelmatige gedaante, en van eene witachtige koleur, groeyende gemeenelyk rondsom Wier: en Koraal-gewaffen.
De gantfe oppervlakte is vol kleine holletjes, voor het bloot oog zichtbaar, en wanneer men dezelve door het Adikroskoop befchouwd, ontdekt men, dat de plaatfen tuffen deze hollet- jes met andre kleindere vervuld zyn, waarvan ieder eene re= gelmatige-rondachtige opening heeft, en famengefteld fchynt uit kleine bundeltjes van fyne, doorfchynende vezels, die el- kanderen kruifen, als of zy door eenig Dier gemaakt waren: deze vezels, of liever, doorntjes zyn zoo uitnemend fyn en Scherp, dat zy het vel dezelfde aandoening van jeukinge geven
als de Jeuk-Boonen.
Fie. d. Plaat XVL is de natuurlyke gedaante van een ftuk dezer Spons; doch men vind dezelve gemeenclyk met takken voorzien,
HET
Wan de Spons-Gewaffen. 89
„Her klein ftuk, by Fig. dr. is vergroot, als by Fig. D 1. om de wyze aan te toonen „ waarin de bundeltjes van kleine doorntjes liggen, om de kleinfte holletjes, die de oppervlakte bedekken, uit te maken. |
ELDER DLD XX. HOOFDSTUK. Van de Alcyonia of Zee - fobuimen.
B es Klafje van Zee-lighamen is, door den Heer Ray, achter de Spons-gewaffen geplaatft, en genaamd een foort van Planten, die in het Water groeyen, en gelyken naar Pad- deftoelen of Champignons van verfcheide gedaanten, en met ver- fchillende foorten. van bekleedfel; hebbende fommige eenen zan- digen, en andre eenen vereelden huid, met eene Spons-achtige ftoffe van binnen: andre foorten zyn van eene vleezige toffe.
Cefalpinus was van gevoelen, dat deze Klaffe van Lighamen famengefteld was uit het Schuim der Zee, het welk op verfcheide wyzen geformeerd, en van verfchillende koleuren zynde, op Klippen groeide , even als de Spons-gewaflen.
TEGENWoorDIG zullen wy deze Lighamen aanmerken als be- ftaande uit zoodanige Zee-ftoffen, (zynde voornamelyk de Nef- ten en Baarmoeders van Zee-diertjes: ) welke tot geene andre Klaffe kunnen gebracht worden.
N°. r. Alcyonium pulmonis inftar lobatum. An Pulmo marinus alter Rondeletii 132? R.S. pag. 31. N°. 3. Zee-Vyg. |
Dir Zee-lighaam is van eene donkere olyf-koleur, van eene vleezige ftoffe, en, wanneer men het opend, van eenen onaan- genamen reuk: van binnen is het vol met kleine, langwerpige,
Plaat XVI. Fig. b. B.
gele deeltjes, waar van het den naam van Zee-vyg ontleend
heeft
Plaat XXII.
Fig. a. À.
go NarTuurRLYKe Hrsrorrie
heeft by de Viffers, die my het zelve, met vele andre ftukken van het zelfde foort, te Whiteflable, verzorgden. Zoodra ik het ontfing, werd het in overgehaald vocht gelegd, op dat ik het, hier door belet zijnde in te krimpen, uitvoeriger mochte deep cn!
De natuurlyke grootte is afgebeeld by Fig. B.
Het zelve onder het Jikroskoop gebracht hebbende, vond ik de gantfe oppervlakte overdekt van kleine fterretjes met zes pun- ten, gelykende naar kleine Polypen met zes klaauwen.
Fre. C. geeft ons de gedaante, die het vergroot zynde , had,
Naapar ik het zelve geopend had, vond ik de binnen-zyde te beftaan uit een groot getal van kleine Zakjes, geelachtig van ko- leur , en vol met een helder, {lymerig vocht: in het midden daarvan was een klein buisje , loopende na het middelpunt der Ster aan den top van ieder derzelve. Deze doorfnede is by Fig. B. vergroot afgebeeld. | |
ONDER het naaukeuri ig befchouwen van een dezer Zakjes, ont- dekte ik, in deze binnenfte buis, verfcheide regelmatige figuren, die naar fchelpen geleken, en op elkanderen lagen. Doch of de- zelve het voedfel van het diertje in ‘deszelfs gedarmte of maag, dan of het zyn Eyer-ftok zy, kan ik met geene zekerheid zeggen. | |
Fre! D. is'de ware gedaante daarvan vergröbt.
Ne. 2. die yonium ramofd-digitatun molle, afterifcis undiguagque ornatum. R.S. pag. 31. N°, 2. Doode mans Hand, of doode mans Toonen.
Dir buitengemeen voor jortbrengfel der Zee is dezen naam ver- fchuldigd aan de Villers, die het dikwils in hunne netten opha- len, wanneer zy bezig zyn plat-vis te vangen. Men vind het in BROS menigte op de Kuft van Kent.
Hem klein ftukjes by-Fig: 4. afgebeeld à Tis waant naar PRRS 5
tn …é
\
Vande Alcyonia of: Zee-fchuimen. ou
het leven gêteekénd. „Het zelve was gevonden digt by de Ton van de Zee-Bank, de More „ vaftzitterides gelyk het verbeeld is, op eene kleine Oefter-fchelp, en werd my gants vers in Zee- water toegezonden; geen my des te,beter gelegenheid gaf, het zelve met alle zorgvuldigheid. te onderzoeken.
Zoopra ik het ontfing, ontdekte ik, dat de oppervlakte vol kleine Lepeltjes was „ met eene fter van agt punten aan den top vamieder derzelve. « Naadat men het eenigen tyd in het Zout- water had laten:ruften , kwam ’er uit elk klein fterretje een Poe Iyp-te-voorfclryn met agt klaauwen ; zoo als by Fig. A, vergroot word afgebeeld. E
Door eenen der Polypen een weinig; fterker te vergrooten , be- merkte ik, dat ieder klaau of Tentaculum, aan weêrszyden reyen had van kleine korte vezels, naar het dons gelykende, dat op fommige Vlasachtige Zaden van Planten gevonden word. Dit is by Fig. A2. afgebeeld.
IN het fteenachtig Koraal, dat men digt by Mieuw- Tork op het ftrand vind, werd ik iets zeer overeenkomtftig gewaar met dit foort van vleezig Koraal. Een ftuk van dit fteenachtig Ko- raal is verbeeld by A1. En eene der Sterren is een weinig ver- groot, by A 3. om de indrukfels aan te toonen, die het zelfde foort van kleine Vezels der Klaauwen, in de Punten dezer fter- achtige Figuur nagelaten hebben.
WANNEER het water’ begon te bederven, ftierven de Diertjes in het vleezig Koraal, en de gantfe ftoffe ftonk als een verrot- tend lighaam. Het zelve vervolgens gedroogd zynde, kromp het op, en werd licht als een- Spons.
N°. 3. Alcyonium, feu weficaria marina. J- Bauhin. Zee Zeep-Ballen, |
Dir Zee-lighaam is fimengefteld uit kleinè gele blaasjes, van eene plat gedrukte ronde figuur, famen vereenigd in de gedaante
van eenen bal, en zeer taai. Men vind het zeer dikwils op onze
M 2 ftran-
Plaat XXXIL.
_ Fig. b. B.
Plaat XXXIIL Fig. a. A.
92 NATUURLYKE HisTortie
ftranden geworpen, en word van de Zee-luiden als Zeep gez
bruikt, om ’er hunne handen mede te waffen.
Naa eenige dezer blaasjes open gefneden te hebben, ontdek- teik, dat het Eyer-neften, of Baarmoeders waren, van onzen gemeenen Kinkhoorn of Wulk: elke byzondere Baarmoeder heeft omtrend de grootte van eene halve groote erwt, en bevat verfcheide ongeboren Hoorntjes; welke, naar mate zy tot ryp- heid komen, hun bekleedfel uittrekken, en eene klap-vliesge- wyze deur open drukken, die aan den voorkant van dit kleine blaasje geplaatft is, en waardoor zy uitkruipen, om voor hun
zelven te gaan zorgen.
Fie. b. Plaat XXXII. is de natuurlyke grootte van eenen der zer Ballen.
Fie. br. is eene enkle Baarmoeder, of Blaas, opengelegd,
om de natuurlyke grootte aan te toonen van de ongeboren Hoorntjes.
Fre. B. vertoond het zelfde, een weinig vergroot, met het Klap-vlies-aan den voorkant.
De wonderlyke zorg , die de Natuur aanwend , in ’t voortbren- gen van eenige Schelp-viflen van dit foort , vertoond zich op eene noch meer verbazende wyze in dat foort van Kinkhoorn, ’t welk by den Heer Lifter genaamd word:
Buccinum ampullatum clavicula fulcata, una parte cujufgue or- bis in planum compref]a. Lifter, Plaat 878. en 879. „Br fommigen genaamd, de Toren van Babel, of Vyg-hoorn. Dir foort valt in groote menigte op eenige der Kuften van
Noord Amerika, inzonderheid langs het {trand van Mieuw-Tork tot aan Virginien.
De Eyer-neften of Baarmoeders zyn van eene plat gedrukte eironde figuur; en eenige derzelve hebben de gedaante van den Lampet-fchelp , of Patella, doch zyn platter aan den top.
DEZE
_ Plate XXXIIL. KN
ij
AEr= ed il ANS 4 EN de Sh
fi, EENS:
pn, \ Ì
42
®s 1
-
. ed , Van de Alcyonia of. Zee-fchuimen. 93
Dezer Eyer-neften zyn aan de eene zyde door een taajen vouwbaren band famen vereenigd, zoo digt het een op het an- der, dat zy op elkanderen fchynen teliggen. Aan den voorkant, tegen over de zyde, daar zy famengehecht zyn. is de boogsge- wyze Deur, waardoor de jonge Diertjes, zoodra zy in ftaat zyn voor hun zelven te zorgen, hunnen uitgang nemen in de Zee.
Her Klap-vliesje, dat deze deur gefloten houd , gedurende hunnen ongeboren ftaat, is van een allerfraaift maakfel, om de teedre Diertjes voor het Zee-water te beveiligen, tot dat zy in ftaat raken, ‘er zich zonder gevaar in te begeven.
DureNDE hunne opfluiting, zyn zy bedekt met een flym, "als het wit van een ei; het welk, buiten twyffel, hen voed, en hunnen groei bevorderd.
WANNEER men dezen fnoer van Eyer-neften aandachtelyk be- fchouwd, zal men aanleiding hebben om te befluiten, dat beide, zy zoo wel als de Diertjes, groeyen, naadat zy uit den Ouden Wulk zyn voortgekomen; nademaal men ziet, dat zy veel te groot zyn, om in den allergrootften zelfs dezer Hoornen ooit te zyn bevat geweeft. Op het eerfte gezicht hebben zy de gedaan- te van iets, dat tot het Ryk der Planten {chynt te behooren, en zy gelyken niet kwalyk naar de ftrengen der Zaad-vaten van den Jok-Boom, of Carpinus.
Fre. a. Plaat XXXIII. verbeeld eene dezer ftrengen der Baar- moeders van een Wulk uit Virginien , van eene middelmatige grootte. Dezelve fchynt door het bovenfte gedeelte van den Band vaftgehecht geweeft te zyn aan eene Klip, of ander vaft lighaam. Men ziet, dat de Eyer-neften aan dit einde klein zyn; zy worden grooter, naar mate zy het midden naderen: vervol- gens nemen zy weder in grootte af, tot aan het onderfte einde van den Band, daar zy naaulyks de gedaante van Eyer-neften hebben, maar in onvolmaakte figuren eindigen.
Fie, ar. vertoond de jonge Hoorntjes, in hunne natuurlyke M 3 groot.
Plaat XXXII.
Fig. c. C.
Plaat XXXII,
Fig. d. D
Je’ eet " Ed
94 NATUUREYKE HisTorie
grootte; liggende in veew der-‘Eyer-neftens> Aar welker voor- kant, Fig. az: het klein Klap-vliesje gefloten is
Fre: gh. îs-een kleine Wulk - hoorn of Buccinum. ampullatum van den Heer Lifter 5 het welk uit Virginien gebracht Was.
Ne. 4e dl yonium, Jeu. Cyathus marinus. Zekket.
Deze kléine Kelk- lykende lighamen Are vele is cen; en recht op, aan fteenen en fchelpen valt zittende gevonden op bet {trand van het Eiland Scheppey in, Kent. „Wanneer „zy. eerft uit Zee gehaald zyn, hebben zy eene heldre half- doorfchynende gele kolear; zy zyn van cené ; hoornachtige taaje Natuur, en be- vatten eene itame ftoffe, met vele Orale! gekoleurde zaden, of Eyer-lykende deeltjes in her bovenfte gedeelte van dên top : gelyk zy vergroot afgebeeld zyn, by-Fig--C. Plaat XXX. va Fig. c. word de matuurlyke grootte, daarvan vertoond. |
IN Oogfimaand 1754. te Ramsgate nk ; vond ik demise zeen Kelken van dit foort; ‘welke tk, naa ’er hetdekfeltje aân dell top afgenomen te Hebben; door het “makróskoop ontdekte „- vol te zyn met kleine zeer volmaakte Alikruiken?-Deé gedaante dezer Hoornt= jes vind-mens by Fig: cen éen weinig!vergroot;, by Fig.C. Zoo dat. wy dezen Zee-Kelk eigentlyk mogen holden + vóor het Eyer- neft der Alikruiken.
Her ‘word den Liefhebberen aanbevolen , aan den Zee -kant te onderzoeken, of ’er niet een Diertje „van ’:! geflacht der Po: Iypen aan den top vam ieder dezer: kelkjes, tezien is; gelyk wy reeds-iets-van deze natuur gevonden hebben in de ZeeVyg ‚ of t eerfte Schuim-gewas ded Klaffe. Zie Fig. D. Plaat XVII
nt 5. -Aleyonium, Jeu Fucus nodofus 5 Jbongigfus R. S. Ne 42, 3. 49. “Geknobbeide Zee-ftok, by de Villers genaamd Pyp- Wiers of Podding-Wier.
Dir onregelmatig, geel, ûymerig Gewas, by Fig. d. Plaat XXXIL.
> Vande Aldyonia of Zoezfsbiimen. 93
XXXIL afgebeeld , word aan meeft alle foorten van’ Zee-lighamen vafthangende gevonden, op de.Kuft van. Kent „ inzonderheid digt by het Eiland Scheppey; in diervoegen „dat. het de. Viffers menigmaal, veel. moeite verfchaft „ door ’ belemmeren hunner netten.
LEENE dwarfe doorfnede- daarvan door het Mikroskoop-be- fchouwd zynde, bleek vol kleine regelmatige vlakjes.te zyn; zoo als zulks by Fig. D. Plaat XXXIL afgebeeld word. fj
„SEDERT- heb ik eenige meer-volwaffe fukkèn onderzocht en
dezelve fchenen-vol kleine regelmatige „,Ei- Iykende, Figuren te
Zyns gelyk die by Fig. D. Plaat XXX, verbeeld worden. . _ Dir Alcyonium, of Schuim-gewas verdiend een naaukéuriger onderzoek: Tegenwoordig fehrynit' het my” toe’ de Kuit te zyn van een‚talryk foort van Schelp-visjes. edit Ik zal tans-de vryheid nemen, hier eene befchryvings vol- gens heti,Mikroskoop by te voegen , van een allerfraaift voortbreng- fel der Zee, het welk voor een groot gedeelte de gedaante heeft van een Plant-gewas, en mogelyk ook tot dat Ryk'Bbehoord: doch ik;heb het zelve hier bygebracht „om de byzondere’ gedaan: te aan te toonen, welke het heeft, wanneer men het door 't Mie
kroskoop befchouwd, Het word genaamd: Aha
…_ Fucús maritimus, Gallo-pavonis- pennas referens. H Ox. IH. 4 Eat pag. 645. F.8.f. 7. ao podiov U nil yd vseln obs Fis. c.
Pag. 43e
… Fungus „auricularis. „Caf. Ej. Pir. 368. IL R. de dave 14. _Kalkoens Veder. “Dalës Hit of Harsh. droeve
Her zelve heeft de gedaante van de veel -koleurige Zwam- plant; waarom het ook mögélyk voor een Zee-Paddeftoel of Champignon is gehouden geweeft.” Het is zeer dun en plat, en {taat recht op, hebbende vele bladeren, die uit denzelfden Stam voortkomen.
[GOH IX Fie.
Dó NarTuurLyKeE Historie
Fre. c. Plaat XXXIII. vertoond. deszelfs. natuurlyke gedaante:
Dr Wortels, door het Mikroskoop befchouwd zynde, fchy- nen verdeeld te zyn in kleine heldere buisjes „ beftaande uit gely- ke langwerpige leedjes, waarvan ieder eene zachte ftoffe in zich bevat. |
Fre. E. is het vergroot gedeelte van een klein ftuk van de Wortels, by Fig. e. verbeeld. |
De platte ftam, en de breede dunne bladeren, zyn niets meer dan een vervolg der in leedjes verdeelde buizen, die zyde tegen “zyde opfchietende, in diervoegen famen groeyen, dat de Leed- jes onderling fchuins tegen elkanderen over geplaatft zyn; gelyk by Fig. D. het welk een gedeelte is van een vergroot blad; waar- van de, natuurlyke grootte by Fig. d. vertoond word.
De gantfe oppervlakte van ieder blad fchynt overdekt te zyn met een zeer dun witachtig vel, het welk de indrukfels van de
kleine, regelmatige langwerpig-vierkante leedjes krygt.
De donkere kromme lynen, die men, op ieder tiende gedeel
te van een duim afftand, by Fig. c. in de natuurlyke gedaante van dit fraai ftuk, ziet, zyn vol met bruine Zaad-lykende deelt- jes. Deze famen ryp wordende, doen de dunne witte vliesjes open barften; welke, opkrimpende, die half-ronde tuflenwyd- ten „ met de ronde deeltjes, gereed om af te vallen, bloot laten, zoo als zy, by Fig. D. verbeeld worden. |
_ WANNEER Zy fterker vergroot zyn, gelyk by Fig. F., fchynen zy als eene druif-kern, rondsom, behalven van onderên, ‘om- vat door eene taaje doorfchynende ftoffe.
CDE Ei
XI. HOOF D-
Zi
% 2D pn
‚Vande Pypachtige Koralen; ens. 97
HAN INS HAN AAN TINT AN INS ANS ANS ANS ANN ZINE TAN IAS ANS AN HAN
Van de Pypachtige Koralen, enz.
f_X zal hier eene Verhandeling byvoegen van eenige andre Zee- lighamen „die my by toeval ontmoet zyn: En in de eerfte
plaats , zal ik eene befchryving.geven, van een, onregelmatigen
Zand-klomp, die famengevoegd fchynt,door een byzonder foort
van Zee-wormen: Ik heb zulks genaamd:
_ Tubularia arenoft Anslica. |
Engels Pyp- en Zandachtig Koraal. *
Dir word zeer dikwils, in {lukken van eene aanmerkelyke groottes by laag water, gevonden „op het Strand by Yarmouth, enby Dieppe in Prankryk ;- van welke laatfte plaats het ftuk, waarvan een gedeelte in zyne volle grootte afgebeeld word, by Fig. A. Plaat XXXVI. gebracht was aan den Heer Emanuel Men- dez da Cofta, Lid van ’t Koninglyk Genoodfchap, die de goed- heid had, van het my-toe te zenden. Het gants ftuk was omtrend zes duimen lang , vyf breed; en ‘drie dik; van eene donkere zandachtige koleur, van een broos famenftel, eerder licht dan zwaar, Poorachtig aan alle zyden, maar op fommige plaatfen met byzondere openingen voorzien. Pen
Her opperft gedeelte van den klomp „t welk hier by A. voor den voor-kant genomen word, is van een zeer merkwaardig maakfel. Men kan het vergelyken met eene menigte van kleine, eenigzins platte trechters, fchuins op elkanderen geplaat{t, en zoo digtby een, dat de boven-rand van elken lageren trechter bedekt is door den onder-rand van den hoogeren: en zy zyn zoo fchuins ge- fchikt, dat men jn den bodem van ieder , het holletje, ’t welk men de pyp van den trechter noemen mag, duidelyk zien kan: deze pyp gaat voort uit den bodem van den trechter tof omtrend de halve diepte van den klomp , doch niet altoos in eene rechte lyn,
N | noch
Plaat XXXVI. Fig. A. B. C.
98 NATUURLYKE His morte
noch tot dezelfde diepte, en van dezelfde wydte; maar een wei nig fchuins en gekromd; en van meer of minder wydte en diep- te, overeenkomftig met de grootte van het Diertje, dat iederen trechter bewoond. Deze Pypen worden overlangs geopend vertoond in de rechte doorfnede, by B.B. En de verfchil- lende wydte derzelve ziet men in de-dwarfe doorfnede by C.
Or de meefte dezer Cellen befpeurd men kleine dekfeltjes van Zand, welke de Diertjes waarfchynelyk voor hunne veiligheid en verdediging maken, wanneer zy zich uit het open trechter- lykend gedeelte binnen in de Pyp begeven.
Deze Pypen, gelyk wy te voren reeds aangemerkt hebben, zyn niet van dezelfde wydte, noch altoos recht: maar hier in komen zy alle overeen, dat zy van onderen toe zyn, vullende de Diertjes, naar mate zy na voren komen , de plaats achter hun op ‚ door eene gedurige aanvoering van Zandachtige deeltjes; fa= mengevoegd door eene lymerige ftoffe, die zy van zich geven:
De Diertjes, die deze famengevoegde woningen bouwen; door het Mikroskoop befchouwd zynde, zyn zeer merkwaar- dig.
Fre, a. b. vertoond, dezelve in hunne natuurlyke grootte.
‘Fre. c. d. verbeeld dezelve vergroot; waaruit blykt dat zy tot het Geflacht der Sco/opendra of zoo genaamden Duizend- been , behoren. ì
Her Hoofd (e. f.) beftaat uit drie ei-ronde Reyen van platte fiyve Schachten , hebbende eene fraaje Peerelachtige gladheid. Het Diertje kan dezelve naar begeerte, volgens verfcheide ftrek- kingen, en tot verfcheide oogmerken, bewegen. In de lang- werpige fpleet , die deze drie Reyen van elkanderen fcheid, is de mond, na welken de binnenfte Rei gebogen is. ledre-Rei van Schachten is verdeeld in twee deelen, en word door verfcheide Spieren bewogen.
De twee Spieren van de buitenfte Rei vertoonen zich onmid- delyk
Plate XXX.
Leida jag,
> Nn
VVVOY
NNM med 5
Ten
sl
EE Ti
Nus
{
S 4 rn eenn ä, (elegant lode DINE
«Van des Pypachtige: Koralen; ent. C°99
delyklonderdezelve, en fchymen-id het voorft' gedeelte varden hals vaftgehecht te zyn. DesSchachten;dezet Rei zyn aan de einden met haken voorzien, „en; in iedresverdeeling ZOo-ge- {hikt als of zy zich keerden, om de andre van voren te raken. „Aan het bovenft gedeelte van het lighaam zyn zes aardige voe- ten, drie aan iedre zyde, hebbende de gedaante van Vinnen, embeftaande uit zes Schachten op de wyze van Riemer’ gefchikt.
(zie gipror vun
„De kleine voetjes aan weerszyden beneden aan den ftaart ge-
IEEE BROS We BL: RR ep EE EE En ‚ plaaeft „ beftaan uit bosjes van kleine zeer fcherpe. en glimmende BEhACAEER, Daken! get Wiede uiEal oC 03 pd |
C
„IN hetemiddelpunt van het lighaam ziet men édneù ronden klomp; “welke waarfchynelyk de Baarmoeder of. het Eyer- neft van, het Didrtje is. vii go ad 5
Befchryving vaneen PYPAcuTiG KORALLYN nd _ wan Malta. |
… NADEMAAL ook andre Dieren, -behalven de. Polypen ; de ma- kers zym der.Pypachtige Koraltynen , zoodacht ik het niet ons eigen. te-zullen zyn, hier eene befchryving by te voegen van eenige fraaje Pypen, met hunne Diertjes, van de Kuft van het Eiland Malta , in Brandewyn overgebracht , en door mynen waar- den en vernuftigen Vrind; den Heere Pieter Collinfon, Lid van t Koninglyk Genoodfchap, my medegedeeld: Zynde dezelve afgebeeld op Plaat XXXIV. Ik heb dit Korallyn den naam gegeven; van: | atd ‘ en: he „Corallina Tubularia Melitenfîs fcolopendris , tentaculis duobus — duplicato-pennatis inftruêlis. | | Erie vg _An Penicilla marina? | Pypachtig Korallyn van Malta. — Sr tg: WANNEER ik deze Pypen en Dieren uit den Brandewyn haal- de, ontdekte ik een flymerigen Zak, in den welken de wortels, 2 of
Plaat XXXIV. Fig. a. b.d.e.
Ioo NATUURLYKE HISTORIE
of eerfte beginfels van verfcheiden dezer Pypen vaftgehecht wa- ren; gelyk men by Fig. d. zien kan.
De Pypen, welke door de Dieren zelve, die ’er in wonen,